4.
Bediening
4.1
Wat u bij het opladen van de accu
moet weten en waar u op moet letten
4.1.1
Algemene aanwijzingen
i
Voor een exacte beoordeling van de accutoestand
dient aan iedere acculading een accutest met een
Bosch-accutester vooraf te gaan.
¶
U dient het oplaadapparaat op een stevige, horizon-
tale ondergrond te plaatsen. De locatie dient vol-
doende stabiel te zijn. Let hierbij op het gewicht van
het apparaat en het gewicht van de op te laden accu.
¶
Bescherm de acculader tegen vocht en natheid.
¶
Dek de acculader niet af. Stel de acculader zo op,
dat rondom een ruimte van 15 cm vrij blijft voor
ventilatie.
4.1.2
Belangrijke opmerkingen bij het opladen
van een accu
¶
Draag een beschermende bril. Spoel zuurspatten
op huid of kleding onmiddellijk af met veel water.
Bezoek zo nodig een arts.
¶
Laad accu's alleen op in goed geventileerde ruimten.
¶
Voorkom vuur, open licht en vonkvorming tijdens het
opladen van de accu.
¶
Bij het opladen van accu's ontstaan explosieve gassen.
Bij een doordringende gaslucht bestaat acuut
explosiegevaar!
Ga als volgt te werk:
¶
Schakel de acculader niet uit! Voorkom
vuur, open licht en vonkvorming!
¶
Verwijder de laadklemmen niet!
¶
Ventileer de ruimte onmiddellijk afdoende!
¶
Draai de regeldraaiknop naar de linkeraans-
lag (minimale laadstroom)!
¶
Schakel na het ventileren de netschakelaar
van de acculader op „0" (UIT)!
¶
Laat de accu controleren door een Bosch-
servicestation.
Robert Bosch GmbH
Bediening | BSL 24�� | 55
¶
Bij het opladen van de accu in het voertuig of bij
starthulp dienen de aanwijzingen van de autofabri-
kant in acht te worden genomen.
¶
Voor het opladen mogen alleen gecontroleerde
accu's parallel worden geschakeld.
¶
Laad absoluut onderhoudsvrije accu's niet gezamen-
lijk met standaardaccu's (onderhoudsvrij volgens
DIN) op.
¶
„Niet-oplaadbare accu's" niet opladen.
¶
Schakel tijdens het opladen van diep-ontladen accu's
en bij starthulp alle gebruikers in het voertuig uit.
¶
De nominale spanning van de accu en de gekozen
laadspanning moeten met elkaar overeenkomen.
¶
De netkabel en de laadkabels met laadklemmen
moeten in onberispelijke staat zijn.
!
De lengte en diameter van de laadkabel mogen niet
gewijzigd worden. Let op dat steeds originele laadka-
bels worden gemonteerd.
¶
Voordat de lader wordt aangesloten op het lichtnet,
dient de netschakelaar op „0" (UIT) gezet te worden.
¶
Verwijder voor het opladen van standaard accu's de
schroefdoppen van de cellen.
¶
Bij het laden van in het voertuig gemonteerde voer-
tuigaccu's moet de zwarte laadklem (‒) uit de buurt
van de accu en benzineleiding op de carrosserie
worden aangesloten.
¶
Schakel de acculader uit vóór het aanbrengen en
losnemen van de laadklemmen.
¶
Neem de laadklemmen nooit los tijdens het opladen.
¶
Tijdens het laadproces mag de accu niet van het
elektrische installatie worden losgenomen.
¶
Sluit de laadklemmen nooit kort.
4.2
In-/uitschakelen
i
De voeding van de acculader vindt plaats via het
lichtnet. Het apparaat is af fabriek ingesteld op
230 V ± 10%, 50 Hz.
BSL 2470 wordt met de netschakelaar in- en uitgeschakeld.
BSL 24�� | 55
| 55
nl
|
1 689 989 004
2008-06-12