Plafondmontage - Eilandmontage
1 = boventoren
2 = ondertoren
3 = motormodule
4 = lade voor sturing
5 = langsgaten voor kapbevestiging
6 = kaplichaam
12.De dampkap opheffen en in de boventoren schuiven zodat de vooraf aangebrachte
langsgaten met de bevestigingsgaten op de module overeenstemmen.De dampkamp
aan de boventoren bevestigen (de meegeleverde M5 schroeven gebruiken).
13.De ondertoren door het verwijderen
van de kleefstroken losmaken en naar
beneden trekken tot deze op de kap
staat.
14.Bij de versie met circulatielucht: het
ombuigstuk met bevestigingsplaten en
uitblaasrooster aan de boventoren be-
vestigen. De slang voor de afgevoerde
lucht tussen het ombuigstuk en de mo-
dule met behulp van de slangklem.
15.Voer een functietest uit.
INSTALLATIEHANDLEIDING
NL
129