Voorbereidende Controles; Installatiematen; Installatie Van De Aandrijvingen; Bedrading Van De Aandrijving - FAAC 413 Manual De Instrucciones

Ocultar thumbs Ver también para 413:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 34
Voor het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten ge-
schikte starre en/of buigzame leidingen worden gebruikt
Om interferenties te voorkomen wordt geadviseerd de
verbindingskabels van de accessoires op laagspanning en
de bedieningskabels gescheiden te houden van de voe-
dingskabels 230/115 V~ door gebruik te maken van aparte
buizen.

3.2. Voorbereidende controles

Voor een goede werking van het automatische systeem moet de
constructie van de al bestaande of nog te realiseren poort aan
de volgende eisen voldoen:
de mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming
zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
de lengte van de vleugel dient in overeenstemming te zijn met
de eigenschappen van de aandrijving (zie paragraaf 2.1).
de constructie van de vleugels dient stevig en stijf te zijn, geschikt
voor het automatische systeem
de beweging van de vleugels moet regelmatig en gelijkmatig
zijn, zonder wrijvingen en verstroevingen langs de hele openin-
gsbeweging
de scharnieren moeten voldoende stevig en in goede staat zijn
er moeten mechanische eindaanslagen voor opening en sluiting
zijn (niet nodig als de mechanische aanslagen worden gebruikt
bij opening en sluiting)
er dient een goede aarding aanwezig te zijn voor de elektrische
aansluiting van de aandrijving
Het wordt aanbevolen eventuele smidswerkzaamheden uit
te voeren voordat het automatische systeem geïnstalleerd
wordt.
De staat van de constructie van de poort is direct van invloed
op de betrouwbaarheid en de veiligheid van het automati-
sche systeem.

3.3. Installatiematen

Bepaal de montagepositie van de aandrijving aan de hand van fig.
4. In deze fase dient te worden besloten of er al of geen mechani-
sche aanslagen zullen worden gebruikt. Als er geen mechanische
aanslagen worden gebruikt, wordt de slag van de aandrijving na-
melijk groter, zodat de installatiematen A en B gewijzigd worden.
Controleer zorgvuldig of de afstand tussen de geopende vleugel
en eventuele obstakels (muren, omheiningen, enz.) groter is dan
de ruimte die de aandrijving nodig heeft.
Model
A
a
90°
140
met aanslag bij
opening en sluiting
110° 120
90°
150
met aanslag bij
opening
110° 135
90°
160
zonder aanslag bij
opening en sluiting
110° 145
nuttige slag van de aandrijving
a
maximum afmeting
b
minimum afmeting
c
3.3.1. a
lgemene Regels vooR het bepalen van de installatiematen
voor openingen van de vleugel onder 90°: A+B=C
voor openingen van de vleugel van meer dan 90°: A+B<C
kleinere maten A en B hebben hogere perifere snelheden van
de vleugel tot gevolg.
het verschil tussen maat A en maat B mag niet groter zijn dan 4
cm: grotere verschillen veroorzaken grote variaties in de snelheid
tijdens de openende en sluitende beweging van de poort.
houd een maat Z aan, zodat de aandrijving niet tegen de pila-
ster stoot.
bij de uitvoeringen LS worden de eindschakelaars ingeschakeld
gedurende de eerste en laatste 30 mm. Het is daarom nood-
zakelijk de maten A en B te gebruiken, om de hele slag van de
aandrijving te benutten. Kleinere slagen zouden het regelveld van
de eindschakelaars kunnen beperken of teniet kunnen doen.
de mechanische aanslagen werken gedurende de eerste en
laatste 30 mm van de slag, kleinere slagen zouden het regelveld
kunnen verkleinen of annuleren.
B
C
D
Z
L
a
b
c
140
280
80
60
675
135
295
65
55
675
150
300
90
60
690
135
310
80
55
690
160
320
100
60
690
145
330
85
60
690
Als de afmetingen van de pilaster of de positie van het scharnier
het niet mogelijk maken de aandrijving te installeren, moet er een
nis in de pilaster worden gemaakt om de maat A te kunnen res-
pecteren, zoals aangegeven op fig. 5. De afmetingen van de nis
moeten zodanig zijn dat de aandrijving gemakkelijk kan worden
geïnstalleerd en kan draaien, en dat het ontgrendelmechanisme
kan worden bediend.

3.4. Installatie van de aandrijvingen

1.
Bevestig de achterste beugel op de plaats die u eerder heeft
bepaald. In het geval van ijzeren pilasters moet de beugel
nauwkeurig direct op de pilaster worden gelast (fig. 6). In
het geval van een gemetselde pilaster moet de speciale
plaat (optie) voor bevestiging met schroeven (fig. 7) worden
gebruikt. Maak gebruik van geschikte bevestigingssyste-
men. Las de beugel vervolgens nauwkeurig aan de plaat.
Controleer tijdens het bevestigen met een waterpas of de
beugel perfect horizontaal is.
2.
Assembleer de achterste bevestiging van de aandrijving zoals
aangegeven op fig. 8.
3.
Controleer of de voorste bevestiging zich in de positie bevindt
die wordt aangegeven op fig. 9 (met mechanische aanslag bij
sluiting) of op fig. 10 (zonder mechanische aanslag bij sluiting).
Als dit niet het geval is, moet de aandrijving tijdelijk worden
gevoed om de bevestiging in positie te brengen.
De aandrijving mag alleen met de hand worden verplaatst als
hij op de poort is geïnstalleerd en in ontgrendelde positie is
(zie par. 5).
4.
Assembleer de voorste beugel zoals aangegeven op fig.
11. Aan de onderkant van de bevestiging is een zeshoekige
uitsparing CH=5 gemaakt (fig. 11 ref. a) om de montage te
vergemakkelijken.
Bevestig de aandrijving aan de achterste beugel met de
5.
bijgeleverde pennen, zoals aangegeven op fig. 12.
Alvorens de aandrijving aan de zojuist gelaste beugel te be-
vestigen, moet u wachten tot deze is afgekoeld.
6.
Sluit de vleugel en zoek het bevestigingspunt van de voorste
beugel op terwijl u de aandrijving perfect horizontaal houdt
(fig. 13).
7.
Bevestig de voorste beugel voorlopig met twee laspunten
(fig. 13).
Als de beugel niet stevig aan de constructie van de poort kan
worden vastgezet, moet er een stevige ondergrond op de
constructie van de poort worden aangebracht.
E
c
Ontgrendel de aandrijving (zie par. 5) en controleer met de
8.
hand of de poort helemaal en ongehinderd open kan gaan
80
en stopt tegen de mechanische eindaanslagen, en of de
beweging van de vleugel regelmatig en zonder wrijvingen
90
verloopt.
9.
Voer de nodige correcties uit en herhaal de handelingen
vanaf punt 8.
95
10.
Maak de aandrijving tijdelijk los van de voorste beugel en las
de beugel definitief.
Alvorens de aandrijving aan de zojuist gelaste beugel te
bevestigen, moet u wachten tot deze is afgekoeld.
Het is raadzaam alle bevestigingspennen van de bevesti-
gingen in te vetten.

3.5. Bedrading van de aandrijving

Aan de onderkant van de aandrijving zit een klemmenbord voor
aansluiting van de motor, de eventuele eindschakelaars en de
aarding van de aandrijving.
Voor de verbinding van de motor moet de bijgeleverde kabel
worden gebruikt voor het verplaatsbare gedeelte of anders
een verplaatsbare kabel voor buiten.
Doe het volgende voor de bekabeling van de motor:
1.
Maak een van de twee voorgeperforeerde gaten in het bijge-
leverde deksel open, fig. 14. Bij aandrijvingen met eindschake-
laars moeten beide gaten worden opengemaakt.
2.
Monteer de bijgeleverde kabelklem.
3.
Maak de verbindingen met de motor en de aarding, zie hier-
voor fig. 15 en de volgende tabellen.
413
Page 
Gids voor de installateur

Publicidad

Capítulos

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido