Montage
• Bij kabelinvoer van onderaf resp. van bovenaf, dient u
een van de voorgeponste kabeldoorvoeropeningen aan
de behuizing door te breken (afb. 2 pos. 1a..d).
• Plaats vervolgens een van de beide meegeleverde
kabeldoorvoerelementen op de doorgebroken plek.
• Stoot in de montagedoos (afb. 2, pos. 1) een dichting
door (afb.2, pos.1a ... d) met een stomp kabeleinde.
• Steek de ronde kabel er in.
• Sluit het apparaat aan.
• Let op de inbouwpositie «boven» van de montagedoos.
• Gebruik de boringen in de montagedoos om het
apparaat op een stabiele ondergrond op een hoogte
van ca. 2,5 m te bevestigen. Gebruik uitsluitend
cilinderkop- of bolkopschroeven (kopdiameter 7 mm).
• Schuif de behuizing (afb.1, pos.2) – instelschroeven
omlaag wijzend – op de montagedoos (afb.2, pos.1).
• Bevestig de behuizing met de schroef (afb.2, pos.3).
NL