4. KOELMIDDELLEIDING
VOORZICHTIG
■ Controleer of het hoogteverschil tussen de binnen-unit en de buiten-unit en de totale lengte
van de koelmiddelleiding overeenstemmen met de systeemvereisten.
■ De koelmiddelleidingen worden geïnstalleerd nadat de binnen-unit en buiten-unit zijn geïnstalleerd.
Sluit de leiding eerst aan op buiten-unit en daarna op de binnen-unit.
■ Zorg er tijdens de installatiewerkzaamheden altijd voor dat de uiteinden van de leidingen zijn afgedicht
met een kapje of tape en verwijder deze pas zodra u de leiding gaat aansluiten.
■ Zorg dat eventuele niet met het product meegeleverde eigen leidingen tot in de buisaansluiting binnen
in de unit geïsoleerd zijn. Blootliggende buizen kunnen condensvorming vormen of bij aanraking brandwonden
veroorzaken.
4.1 OPTROMPEN
OPMERKING
■ Buizen kunnen worden opgetrompt met buizensnijders,
ruimers, optrompers en buizenhouders.
4.1.1 Snijd met een buizensnijder de buis op de gewenste
lengte. Zorg ervoor dat een snijrand van 90° ten
opzichte van de zijkant van de buis wordt gehandhaafd.
Schuin
4.1.2 Verwijder met een ruimer bramen door het snijvlak
naar beneden te houden zodat de schilfers
niet in de leiding terechtkomen.
4.1.3 Tromp de leiding op met optrompers die hieronder
worden vermeld.
A (mm)
Buiten
diameter
Max
Ø6,35 mm
8,7
Ø9,52 mm
12,4
Ø12,7 mm
15,8
Ø15,88 mm
19,0
Ø19,05 mm
23,3
4.1.4 Controleer of het optrompen correct is uitgevoerd.
Hieronder ziet u voorbeelden van leidingen
die verkeerd zijn opgetrompt.
Hellend
Beschadigd
oppervlak
VOORZICHTIG
■ Als hard solderen nodig is, dient u met stikstofgas te blazen.
■ Een verkeerd draaimoment leidt tot optrompschade of gaslekken.
Onbewerkt
Braam
Min
8,3
12,0
15,4
R 0.4~0.8
18,6
22,9
Gescheurd
Ongelijkmatige
dikte
4.2 LEIDING
4.2.1 Centreer de plaat om de flensmoer te kunnen
aandraaien en voltooi de aansluiting
met behulp van twee moersleutels.
Flensmoer
Moersleutel
Torsiesleutel
Leidingmaat
Ø6,35 mm
Ø9,52 mm
Ø12,7 mm
Ø15,88 mm
Ø19,05 mm
4.2.2 Gebruik voor de koelmiddelleiding geschikt
isolatiemateriaal. (min. 10 mm, warmte-isolatieschuim C)
■ Voor gas- en vloeistofleidingen moeten afzonderlijke
warmte-isolatiebuizen worden gebruikt.
■ De bovenvermelde dikte geldt als standaard bij een
binnentemperatuur van 27 °C en een vochtigheidsgraad
van 80. Bij installatie in ongunstige omgevingscondities
zoals nabij badkamers, keukens en soortgelijke locaties
moet de isolatie worden versterkt.
■ De isolatie moet hittebestendig zijn tot ruim 120 °C.
■ Gebruik de kleefmiddelen op het verbindingsdeel
van de isolatie om te voorkomen dat vocht binnendringt.
■ Scheuren in de isolatie moeten worden gerepareerd
en afgedekt. Controleer vooral ook het gebogen gedeelte
of de hanger van de leiding.
Draaimoment
18 ~ 20 Nm
25 ~ 26 N
35 ~ 36 N
45 ~ 47 N
65 ~ 67 N
NL-12