10. Definieer de procesvariabelen PV, SV, TV en QV.
Menupad: Device Setup > Detailed Setup > Measurements > Channel Setup
11. Kalibreer de sensor. Menupad: Device Setup > Sensor Calibration
12. Voer andere instellingen uit. Zie de bedieningshandleiding van de M100-transmitter.
13. Sla de configuratie op in het apparaat.
Draagbare HART-terminal
h
Opmerking: De DD "008E8E7D0101.hhd" staat op de meegeleverde cd-rom. U kunt de DD
ook downloaden via internet: "www.mt.com/M100".
Raadpleeg voor stap 1 de documentatie van de draagbare HART-terminal.
1. Controleer of de DD van de M100-transmitter al is geïnstalleerd op de draagbare HART-
terminal. Installeer de DD zo nodig.
2. De communicatie wordt automatisch opgebouwd.
3. Selecteer Sensor Type (Sensortype).
Menupad: Detailed Setup > Measurements > Channel Setup > Sensor Setup
4. Laad de configuratie van het apparaat. Menupad: Device Setup > Detailed Setup
5. Stel de Tag (Tag) en/of de Long Tag (Lange tag) in.
Menupad: Device Setup > Detailed Setup > HART Info
6. Stel Date (Datum) en Time (Tijd) in. Stel de tijdsindeling in op het 24-uursformaat.
De tijdsindeling kan niet worden gewijzigd. Menupad: Device Setup > Set Date/Time
7. Stel het bereik van het analoge-uitgangssignaal in.
Menupad: Detailed setup > Output Condition > Analog output > Range
– URV (Upper Range Value/max. meetwaarde) en LRV (Lower Range Value/min. meet-
waarde): De waarden kunnen worden gewijzigd binnen het huidige meetbereik.
De waarden moeten binnen het meetbereik van de sensor liggen.
– USL (Upper Sensor Limit/bovenste sensorlimiet) en LSL (Lower Sensor Limit/onderste
sensorlimiet): De limieten worden bepaald door de sensor en kunnen niet worden gewi-
jzigd.
8. Definieer de procesvariabelen PV, SV, TV en QV.
Menupad: Device Setup > Detailed Setup > Measurements > Channel Setup
nl
119