7.
Start de meting door te drukken op Meten Carrousel 1.
De eerste carrousel wordt gemeten en de resultaten worden
weergegeven.
8.
Verwijder de carrousel of kuvetten en laad carrousel 2 met
monsters.
9.
Start de meting door te drukken op Meten Carrousel 2.
De tweede carrousel wordt gemeten en de resultaten worden
weergegeven. Herhaal dit tot alle monsters zijn gemeten.
Opmerking: Als Instrument-instellingen > Datalogger-instellingen >
Automatisch opslaan: Aan wordt geselecteerd, worden alle
meetgegevens automatisch opgeslagen. De meetgegevens zijn
toegankelijk onder Gegevens laden > Datalogger.
Een extern monster-ID importeren
1.
Maak met behulp van een spreadsheet-programma een externe
lijst met monster-ID's.
Er zijn vier kolommen toegestaan; kolom 1 bevat het volgnummer,
kolom 2 de monsteraanduiding, kolommen 3 en 4 zijn optioneel.
Koppen en commentaarregels moeten beginnen met #.
2.
Maak een folder met de naam "MonsterID" op een USB-stick of in
uw netwerk.
3.
Sla de lijst met monster-ID's op in .CSV- of UNICODE-.TXT-
indeling in de map "MonsterID" met Opslaan als.
Nederlands 100
4.
Sluit de DR6000 aan op de USB-stick of het netwerk.
Alle *.TXT- en *.CSV-bestanden in de map met monster-ID's
worden voor selectie weergegeven.
5.
Selecteer het gewenste bestand met OK.
6.
Verzend de weergegeven lijst met monster-ID's met Klaar.
Eén golflengte
1.
Druk op Eén golflengte in het hoofdmenu.
2.
Druk op Opties > Meer > Modus Meting.
3.
Selecteer Carrousel 1 inch vierkant of Carrousel 10 mm
vierkant.
4.
Selecteer in de werkbalk het pictogram voor de carrousel. Dit
pictogram opent een venster met carrouselopties; zie
Tabel
2.