MOTOR STARTEN
MOTOR STARTEN
VOORZICHTIG:
• Overtuig u er eerst van dat de mes- en
rijkoppelingen en in de rijstand staan.
[A]
[B]
CHOKE
SNEL
Starten met
Herstarten van
koude motor.
een warme
motor.
Alle modellen:
1. Draai de benzinekraan
open [1].
2. De gashendel [2] op
"CHOKE" zetten [A].
NB: Zet de gashendel in de
stand "SNEL" [B] als de
motor warm is of de
omgevingstemperatuur hoog.
3. Houdt de vliegwielremhendel [3]
stevig tegen de duwboom
gedrukt als u de motor start.
Alle modellen:
4. Trek rustig aan het startkoord [4]
tot u weerstand voelt en trek dan
stevig door.
NB : Laat het startkoord niet los,
maar geleidt het langzaam terug.
5. Haal de gashendel van de
"CHOKE"-positie [A] terug naar
de "SNEL"-positie [B] zodra de
motor iets opgewarmd is en
gelijkmatig blijft lopen.
NB : Tijdens het maaien kan de gashendel
in elk van de standen tussen "SNEL" [B]
en "LANGZAAM" [C] worden geplaatst. De beste
resultaten worden verkregen in de stand "SNEL" [B].
Wanneer de gashendel in de stand "LANGZAAM" [C]
wordt geplaatst en de meskoppeling ingeschakeld is, kan
het voorkomen dat de motor afslaat.
Starten verloopt gemakkelijker met de gazonmaaier op
vlakke grond met kort gras.
STOPZETTEN VAN DE MOTOR
1. Zet het gashendel op "UIT" [D].
1. Zet het gashendel op "LANGZAAM" [C].
2. Laat de hendel van de motorrem los.
Alle modellen:
3. De benzinekraan dicht draaien op «UIT» [5].
6 NL
A1
VEILIGHEID
[C]
[D]
LANGZAAM
UIT
Stationair.
Motor af.
(Modellen met
Rotostop)
[1]
[2]
[5]
"VERZOPEN" MOTOR
Wanneer de motor na verscheidene
startpogingen nog steeds niet starten wil, is hij
waarschijnlijk "verzopen".
In dit geval gaat men als volgt te werk:
1. Plaats de gashendel in de stand "UIT" [D] (Modellen uitgevoerd
met Rotostop).
2. Draai de bougie los en droog hem. Schroef de bougie
vervolgens handvast. Trek hem met de bougiesleutel een
achtste tot een kwartslag aan, zodat er geen lek optreedt.
3. Plaats de gashendel in de stand "SNEL" [B] en start de motor
zoals dat onder "Motor starten" is aangegeven.
PRAKTISCHE WENKEN
GEBRUIK VAN DE GAZONMAAIER IN DE BERGEN
Wanneer de gazonmaaier in de bergen wordt gebruikt (1500 m
boven NAP), is de standaardafstelling van het benzine/
luchtmengsel te rijk, waardoor het motorvermogen lager is en het
brandstofverbruik toeneemt.
Dit kan voorkomen worden door uw Honda-dealer een kleinere
sproeier te laten monteren en de mengselstelbout te verstellen.
Ondanks veranderingen aan de carburateur vermindert het
motorvermogen met 3,5% per 300 meter stijging (meer wanneer er
geen veranderingen aan de carburateur worden aangebracht).
VOORZICHTIG:
• Gebruik van de gazonmaaier op geringere hoogte dan waarvoor
de carburateur is afgesteld heeft oververhitting wegens een te
arm benzine/luchtmengsel ten gevolge, wat de motor ernstig kan
beschadigen.
Een motorgazonmaaier die op hellend of geaccidenteerd
terrein niet met alle vier de wielen op de grond blijft, of niet
goed aan de stuurboom wordt vastgehouden, kan kantelen.
Het draaiende mes kan tot dan toe onder het maaidek
verborgen gebleven stenen of andere voorwerpen
wegslingeren, die u kunnen raken. Dus: beide handen aan de
stuurboom en alle wielen op de grond!
VOORZICHTIG:
• Stuur de gazonmaaier altijd om, en niet over obstakels heen. Als
u over stenen of andere harde voorwerpen maait, is de kans
groot, dat het maaimes wordt beschadigd.
• Bij het maaien van een helling of geaccidenteerd terrein, mag
men zich niet door de maaier laten trekken: houdt de stuurboom
stevig in beide handen en pas de maaisnelheid aan het terrein
aan.
[6]
[6] FOUT.
C6
C7
C8
VEILIGHEID
[7]
[7] GOED