Als er tegelijkertijd meerdere hulpdrukfuncties aan meerdere ingangen zijn toegekend, zal de inverter de
laagste druk van alle geactiveerde drukwaarden realiseren.
6.3.2.1 P1: instelling van de hulpdruk 1
Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 1 wordt geactiveerd.
6.3.2.2 P2: instelling van de hulpdruk 2
Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 2 wordt geactiveerd.
Niet beschikbaar op inverters van het type M/M.
6.3.2.3 P3: instelling van de hulpdruk 3
Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 3 wordt geactiveerd.
Niet beschikbaar op inverters van het type M/M.
De druk voor herstart van de pomp is niet alleen gekoppeld aan de ingestelde druk (SP, P1, P2, P3)
maar ook aan RP.
RP drukt de drukvermindering ten opzichte van "SP" (of een hulpdruk, indien geactiveerd) uit, die de
herstart van de pomp veroorzaakt.
Voorbeeld:
SP = 3,0 [bar]; RP = 0,5 [bar]; geen hulpdrukfunctie actief:
Gedurende de normale werking is de installatie op een druk van 3,0 [bar].
Herstart van de elektropomp vindt plaats wanneer de druk onder de2,5 [bar] zakt.
De instelling van een druk (SP, P1, P2, P3,) die te hoog is ten opzichte van de pompprestaties , kan
valse fouten voor ontbreken van water BL veroorzaken; in dergelijke gevallen dient u de ingestelde druk
te verlagen of een pomp te gebruiken die beter geschikt is voor vereisten van de installatie.
6.4 Menu Handbediening
Vanuit het hoofdmenu houdt u de toetsen "SET" & "+" & "-" tegelijk ingedrukt tot "FP" in het display verschijnt (of
gebruikt u het selectiemenu door op + of - te drukken).
Met dit menu kunt u verschillende configuratieparameters weergeven en wijzigen: met de toets MODE bladert u door
de menupagina's, met de toetsen + en - kunt u de waarde van de parameter in kwestie respectievelijk verhogen en
verlagen. Om het actuele menu af te sluiten en terug te gaan naar het hoofdmenu, drukt u op SET.
Bbinnen de handbediende modus is het, onafhankelijk van de weergegeven parameter, altijd mogelijk de
volgende bedieningsinstructies uit te voeren:
Zeitweiliges Einschalten der Elektropumpe
Gleichzeitiges Drücken der Tasten MODE und "+" und bewirkt das Starten der Pumpe mit der Frequenz FP im
Dauerbetriebsstatus solange beide Tasten gedrückt bleiben.
Wenn die Steuerung Pumpe ON oder Pumpe OFF ausgeführt wird, wird dies im Display angezeigt.
Tijdelijke start van de elektropomp
Door de toetsen MODE, "-" und "+" gedurende 2 seconden ingedrukt te houden, start de pomp op de frequentie FP.
Deze werkingsstatus houdt aan totdat de toets SET wordt ingedrukt. Wanneer daarna op SET wordt gedrukt, wordt
het menu voor handbediening afgesloten.
Wanneer de bedieningsinstructie pomp ON of pomp OFF wordt geactiveerd, wordt dit in het display gemeld.
Als er bij aansturing van de pomp met handbediening geen stroming wordt waargenomen gedurende 2 min, grijpt de
beveiliging tegen droogbedrijf in en wordt de pomp uitgeschakeld met weergave van de fout "BL".
Omkeren van de draairichting
Door de toetsen SET - gedurende minstens 2 seconden in te drukken, wordt de draairichting van de elektropomp
omgekeerd. De functie is ook actief bij ingeschakelde motor. Niet beschikbaar op inverters van het type M/M.
6.4.1 FP: instelling van de testfrequentie
Toont de testfrequentie in [Hz] en maakt het mogelijk deze in te stellen met de toetsen "+" en "-".
De standaardwaarde is FN – 20% en kan worden ingesteld tussen FL en FS.
6.4.2 VP: weergave van de druk
Druk van de installatie gemeten in [bar] of [psi] afhankelijk van het gekozen matenstelsel
6.4.3 C1: weergave van de fasestroom
Fasestroom van de elektropomp in [A].
In geval van overschrijding van de maximaal toegestane stroom, zal de in het display aangegeven stroomwaarde
beginnen te knipperen tussen normale weergave en reverse. Dit wijst op een vooralarmconditie die aangeeft dat de
motorbeveiliging tegen te hoge stroom waarschijnlijk in werking zal treden. In dit geval is het goed om te controleren
NEDERLANDS
227