Afb. 4
positieve helling van de
zuigleiding naar de
elektropomp toe
voetklep
Voor en na de pomp dienen afsluiters te worden
gemonteerd,
om
onderhoudswerkzaamheden niet te hoeven aftappen.
De
pomp
niet
afsluiters!
Indien mogelijk, een bypasscircuit of een afvoer
aanleggen
die
vloeistofrecuperatiereservoir.
Om het lawaai tot een minimum te beperken, wordt
aanbevolen
trillingdempende
monteren op de zuig- en persleidingen en tussen de
poten van de motor en de funderingen.
Bij installaties met meerdere pompen moet iedere
pomp een eigen zuigleiding hebben, met uitzondering
van de reservepomp (indien voorzien) .
8.2 Minimumdruk zuigzijde ( Z1 )
(pomp boven het wateroppervlak)
Voor
een
correcte
cavitatieverschijnselen, dient u het aanzuigniveau Z1 te
bereken .
Afb. 5
Z1
veranker de pomp stevig aan
het draagvlak
de
installatie
laten
werken
met
uitkomen
in
verbindingen
pompwerking
Hr
pb
NPSH
pV
NEDERLANDS
Het aanzuigniveau Z1 wordt berekend met de volgende
formule:
Z1= pb – gevraagde N.P.S.H– Hr – correcte pV– Hs
waar:
Z1 =
pb =
NPSH =
Hr =
pV =
Hs =
Als het resultaat van de berekening een positieve "Z1"
waarde is, kan de pomp werken met een zuighoogte gelijk
aan maximaal "Z1" m.
Als de berekende "Z1" waarde daarentegen negatief is,
moet de pomp, om correct te kunnen werken, gevoed
worden met een positieve opvoerhoogte van tenminste
bij
"Z1" m.
gesloten
Bijv. : installatie op zeeniveau
en vloeistof op temperatuur van 20°C
gevraagde NPSH:
een
pb :
Hr :
t :
te
pV :
Z1 :
Dit betekent dat de pomp kan werken op een zuighoogte
van maximaal 4,32 m .
8.3 Maximale druk op aanzuiging
(pomp onder het wateroppervlak)
Belangrijk: houd de som van de druk aan de ingang en
de druk die door de pomp ontwikkeld wordt (met
zonder
gesloten opening) altijd lager dan de maximale
bedrijfsdruk (PN) die wordt toegestaan door de pomp.
P1max + P2max ≤ PN (afb.6A)
P1max + P2max + P3max ≤ PNHP (afb.6B)
8.4 Nominaal minimumdebiet
De werking van de pomp op een lager debiet dan het
toegestane nominale minimumdebiet kan een te sterke
oververhitting veroorzaken die schadelijk is voor de
pomp. Voor temperaturen van de vloeistof boven 40°C
moet het minimumdebiet worden verhoogd in relatie tot
de temperatuur van de vloeistof (zie afb. 6A)
37
niveauverschil
in
middellijk van de zuigopening van de
elektropomp en het oppervlak van de te
pompen vloeistof.
barometerdruk in meter waterkolom m.b.t.
de plaats van installatie
netto-positieve zuighoogte.
lastverliezen in meters over de gehele
zuigleiding.
dampspanning in vloeistofmeters m.b.t. de
temperatuur uitgedrukt in °C.
(grafiek 2, pag. 141)
Minimale veiligheidsmarge: 0.5 m.
3,25 m
10,33 mca ( grafiek 1, pag. 140 )
2,04 m.
20°C
0,22 m. ( grafiek 2, pag. 141 )
10,33 – 3,25 – 2,04 – 0,22 – 0,5 = 4,32 circa
De pomp mag nooit functioneren terwijl de
persklep gesloten is.
meters
tussen
de
.(grafiek 1, pag. 140)