Installatie
4
Installatie
Laat de installatie controleren vooraleer de solarkit te
monteren om u ervan te verzekeren dat de installatie ge-
schikt is voor de solarkit. Deze laatste moet gemonteerd
worden in overeenstemming met de schema's uit dit in-
stallatievoorschrift en rekening houdend met de gelden-
de nationale en plaatselijke voorschriften.
De solarkit moet aan een koudwatertoevoer
aangesloten worden.
4.1
Montage
B Monteer de solarkit in de nabijheid van de bijverwar-
mer van de zonne-installatie.
B De solarkit mag niet buiten geplaatst worden.
De solarkit moet in een vorstvrije ruimte ge-
plaatst worden.
Bij vorstgevaar
B De solarkit en/of de bijverwarmer afkoppelen of ont-
luchten.
Als het toestel na een vorstperiode opnieuw wordt aan-
gekoppeld zonder dat het eerst afgetapt werd, controle-
ren of warm water kan worden genomen. Raadpleeg en
vakman of doe een beroep op de technische dienst van
Junkers in geval van moeilijkheden.
4.2
Bevestiging
B Neem het kunststof deksel van de solarkit.
B De basis horizontaal bevestigen, met de vijzen, meta-
len ringen en pluggen.
Afb. 2
58
B De kapjes van de 5 aansluitingen wegnemen.
B Met de juiste accessoires aansluiten.
B De vijzen van de basis van de solarkit losdraaien om
het plastic deksel te bevestigen.
B Het plastic deksel bevestigen met de 2 vijzen.
WAARSCHUWING:
De solarkit niet tegen waterleidingen plaat-
sen.
WAARSCHUWING:
Bij plaatsing tegen de muur, let op mogelijk
aanwezige waterleidingen.
4.3
Aansluiting aan een bestaande instal-
latie
Afb. 3
1
Koud water van het watercircuit
2
Warm water van de zonne-installatie
3
Ingang van de bijverwarmer
4
Uitgang van de bijverwarmer
5
Warm water voor het watercircuit
De aansluiting van de solarkit aan een bestaande instal-
latie gebeurt volgens onderstaande legende en met ge-
schikte flexibele buizen.
Gebruik de rubberdichtingen voor de aan-
sluitingen nr. 2 en 5.
Alle koppelingen zijn van het type M ¾''.
6 720 608 087 (2011/01)