ding correct is uitgevoerd en controleer regel-
matig, elke zes maanden, de waarden.
• Thermische beveiliging: moet telkens operatio-
neel zijn, en mag nooit worden afgesloten. Voor
de ventilatoren die echter worden gebruikt voor
comfort of rookafvoer, moet de bescherming
worden uitgeschakeld bij brand.
TRANSPORT, MANIPULATIE
De verpakking van dit apparaat is ontworpen voor
normale transportomstandigheden en om het
NL
apparaat te beschermen tegen vuil. Het apparaat
mag niet worden vervoerd zonder de originele
verpakking, aangezien het kan worden vervormd
of beschadigd.
Aanvaard geen apparaat dat niet in zijn originele
verpakking zit of tekenen van gebruik vertoont.
Schokken of vallen vermijden. Niet te veel ge-
wicht op de verpakking plaatsen.
Het apparaat nooit optillen met de kabels, de
klemmenkast, de propeller, de turbine of het be-
schermrooster.
Gebruik bij zware producten hefapparatuur om
schade aan personen en het product te voorkomen.
Het liftsysteem moet veilig en geschikt voor het
gewicht en de grootte van het te verplaatsen
product zijn. Speciale aandacht is nodig voor de
ventilatie-eenheden met risico op vervorming of
kanteling.
Zodra de ventilator is opgesteld, moet deze op
een vlak oppervlak worden geplaatst om vervor-
ming te voorkomen.
OPSLAG
Het product moet worden opgeslagen in de ori-
ginele verpakking en op een droge plaats, be-
schermd tegen vuil, vochtigheid, corrosie en be-
langrijke temperatuurverschillen.
Indien deze toegankelijk zijn, wordt aangeraden
de invoer en uitvoer van de ventilator te bedek-
ken om te voorkomen dat vreemde voorwerpen
binnendringen.
INSTALLATIE
Alvorens de ventilator te gebruiken, zorg ervoor
dat deze is afgesloten van het stroomnet, zelfs
als deze is uitgeschakeld, en dat niemand hem
kan aanzetten tijdens de interventie.
Alvorens de installatie te starten, garandeer dat
de ventilator geschikt is voor de toepassing. Con-
38
troleer of de structuur waarin de ventilator wordt
geïnstalleerd voldoende bestand is om het appa-
raat te ondersteunen, zodat deze op volle kracht
kan draaien.
Gebruik alle bevestigingen. De ventilator moet
op een stevige basis op niveau worden geplaatst
en de luchtstroom moet in acht worden geno-
men.
Voorzie alle nodige accessoires voor een correcte
en veilige montage, zoals bevestigingen, anti-tril-
middelen, beschermroosters, etc....
De fl exibele koppelingen moeten worden gespan-
nen om verstoring van de luchtstroom te vermij-
den.
INBEDRIJFSTELLING
• Controleer of de spannings- en frequentiewaar-
den van het stroomnet gelijk zijn aan de waar-
den op het typeplaatje (maximale spanningsva-
riatie ± 5%).
• Controleer of de aarding, de aansluitingen aan
de klemmen, de afdichtingen in de kabelingan-
gen correct zijn uitgevoerd.
• In overeenstemming met de machinerichtlijn,
indien de ventilator toegankelijk is voor de ge-
bruiker en er sprake is van een gezondheids-
risico, moeten de nodige beveiligingen worden
geïnstalleerd (zie S&P-catalogus).
• Controleer of de bewegende delen vrij kunnen
bewegen.
• Controleer dat er geen overblijvende montage-
materialen of vreemde voorwerpen kunnen
worden opgezogen door de ventilator of zich
in de buurt of in de leidingen van de ventilator
bevinden.
• Controleer of alle steunen goed zijn bevestigd
en niet beschadigd.
• Bescherm het werkgebied en zet de motor aan.
• Controleer of de draairichting van de propeller
en de luchtstroom correct zijn.
• Controleer dat er geen abnormale trillingen
worden waargenomen, dat het verbruik de aan-
geduide waarden op het typeplaatje van de ven-
tilator niet overschrijdt.
• Controleer na twee uur bedrijf of de bevestigin-
gen nog steeds vastzitten.
ELEKTROMOTOREN
Voor ventilatoren uitgerust met een standaard-
motor op de markt (niet van S&P), wordt de hand-
leiding van de motor bijgevoegd bij de ventilator
voor specifi eke consultaties over de motor.