Code voor de lichaamsbeweging
Voor de code voor de lichaamsbeweging
kunt u zich richten op de volgende gege-
vens:
A1
zeer weinig beweging: dagelijks
hoofdzakelijk zittend of liggend
A2
weinig beweging: bijv. wande-
len, maar overwegend zittend
werk
A3
gemiddelde beweging: regelma-
tig sporten of dagelijks meer be-
weging, ca. 2 - 4 keer per week
een half uur sportieve beweging
A4
veel beweging: vaak sporten en
dagelijks beweging,
ca. 4 - 6 keer per week een half
uur sportieve beweging
A5
zeer veel beweging: intensief
sporten of zwaar lichamelijk
werk
Deze opgave over de lichaamsbeweging is
nodig om na de weging uw verbruik tijdens
activiteit te berekenen. Dat is uw individue-
le, gemiddelde caloriebehoefte, wanneer u
op hetzelfde gewicht wilt blijven.
AANWIJZING: schat uw lichaamsbewe-
ging over een gemiddelde tot langdurige
periode in.
10.3 Tips voor nauwkeurige
diagnoseresultaten
Er zijn veel verschillende factoren die de we-
ging kunnen beïnvloeden. Houd rekening
met de volgende informatie en tips om ver-
gelijkbare diagnoseresultaten te krijgen:
•
Er zijn kortstondige schommelingen van
de meetwaarden, bijv. door vochtge-
halte, vochtverdeling in het lichaam,
maag-darminhoud. Interessant is om de
meetwaarden over een langere periode
te bekijken.
•
Het is gunstig, wanneer u zich regelma-
tig op hetzelfde tijdstip weegt; het beste
iedere morgen nuchter na een bezoek
aan het toilet.
•
Wacht ca. 15 minuten na het opstaan,
zodat het lichaamsvocht zich in het li-
chaam kan verdelen.
•
Wacht enkele uren voordat u zich gaat
wegen na lichamelijke inspanningen.
•
Noteer uw diagnoseresultaten. Zo kunt
u de langdurige ontwikkeling bekijken.
•
Weeg u zonder kleding.
•
U kunt de diagnosemeting alleen op
blote voeten uitvoeren.
•
De voeten moeten niet te droog zijn.
Zeer droge voetzolen of voetzolen met
veel eelt dienen licht te worden bevoch-
tigd.
•
Bij de weging mogen de voeten en be-
nen elkaar op geen enkele plaats ra-
ken.
•
Belast beide benen gelijkmatig.
•
Ga rechtop en rustig staan.
Beperkingen
Bij de berekening van de diagnosewaarden
betrekt de weegschaal naast de meetwaar-
den en de individuele profielgegevens ook
normfactoren over de aandelen van de li-
chaamsdelen erbij. Daarom kunnen bij gro-
tere afwijkingen van de norm diagnose-
waarden worden weergegeven die niet
plausibel zijn. Dit kan bijv. optreden bij:
-
kinderen jonger dan 10 jaar;
-
prestatiesporters, zeer goed getrainde
spieren;
-
koorts;
-
osteoporose;
-
personen in dialysebehandeling;
-
aandoeningen met oedeem;
-
gebruik van cardiovasculaire genees-
middelen (voor hart en vaten);
-
gebruik van vaatverwijdende of -ver-
smallende geneesmiddelen;
71
NL