Montagehandleiding / Storingen / Veiligheid
9
Vergrendeling (extra accessoire)
9.1 Mechanische vergrendeling met
contactbewaking bij TH100 en V80:
Aanlasplaat (1) in de geleiderail lassen.
Eindschakelaareenheid (2) aan de geleide
rail lassen en het frame (3) overeenkomstig
op maat brengen. De rolhendel (4) van de
eindschakelaar bij de montage zodanig in
stellen, dat deze bij de standen „geopend"
en „gesloten" schakelt.
De deflectorplaat (5) in de geleiderail
lassen. De sluitplaat (6) aan de zijgeleiding
lassen en het frame (7) overeenkomstig op
maat brengen (opening in geopende toe
stand 7 mm).
Foto 9.1, deel foto blz. 48
(A) Aandrijfzijde
NL
(B) Lagerzijde
9.2 Mechanische vergrendeling met
contactbewaking bij TH80:
Bevestiging van het eindschakelaar
montagebeugel.
Foto 9.2, deel foto blz. 48
(A) Aandrijfzijde
9.3 De rolhendel van de eindschakelaar
bij de montage zodanig instellen, dat deze
bij de standen „gesloten" en „geopend"
schakelt.
Opmerking:
Zie voor de elektrische vergrendeling de
afzonderlijke handleiding!
Foto 9.3, deel foto blz. 48
(A) Aandrijfzijde
10
Montage afdekkast roldeur
(de roldeur moet volledig
gemonteerd zij)
10.1 De delen van de kast uitmeten en de
maten voor de bevestiging van de zijdelen
vanaf de tekening op de constructie over
brengen.
10.2 De zijdelen (1a en 1b) bij de boven
regel bevestigen met deuvels. Bij kasten
met een plaataanslag de tussenconsole (2)
evenwijdig met de zijdelen aan de ver
binding monteren.
10.3 Oplagekanten zijdelen ev. tussen
console met dichtband afplakken.
10.4 Afdekplaatvoorste deel (3) met
zijdelen (tussenconsole) samenspannen,
boren met zelftappende plaatschroeven
vastschroeven.
10.5 Bovenste deel afdekplaat (4) met
deuvels aan de bovenregel bevestigen en
het voorste deel van de afdekplaat boren en
vastschroeven. Erop letten dat de platen
niet doorhangen.
Foto 10, deel foto blz. 49
(A) Breedte afdekplaat
20
11
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag alleen
gebeuren door een hiervoor bevoegde
elektricien!
Aansluitingen en instellingen uitvoeren als
volgt (absoluut de speciale handleiding van
de leverancier van de aandrijving in acht
nemen!):
11.1 CEEcontactdoos bouwzijds op het
rechtsdraaiveld aansluiten (let op: geen
verdere apparaten aansluiten!). Netstekker
insteken.
11.2 Draairichtingscontrole overeen
komstig de instellingshandleiding van de
producent van de aandrijving. Eventueel
fasenwisseling uitvoeren op de contactstrip.
11.3 De aandrijving kan nu continue lopen.
De instelling van de eindschakelaar moet
gebeuren volgens de separate handleiding
van de leverancier van de aandrijving.
Foto 11, deel foto blz. 49
Opstelling bedieningselementen
(A) Binnenaanzicht
(1) Lichtsluis
(2) Intrekbeveiliging ontvanger
(3) Intrekbeveiliging zender
(4) Spiraalkabel schakelbalk
(5) Sturing
(6) Stopcontact 400 V / 16 A
(7) Reflector
(B) Buitenaanzicht
(8) Sleutelschakelaar
12
Storingen en het verhelpen ervan
12.1 De roldeur kan na het uitschakelen
van de eindschakelaar niet meer
worden geactiveerd.
De veiligheidseindschake laar is ge
activeerd. De deur met de zwengel
voor handbediening terugdraaien en
veiligheidseindschakelaar vrijdraaien
en de draairichting controleren.
12.2 De motor draait in de verkeerde
richting.
Twee fasen omruilen.
12.3 De instelling van de roldeur ontregelt
zelfstandig.
Eindschakelaarnok is los. Eind
schakelaareenheid is defect.
12.4 De motor loopt niet.
De valbeveiliging is geactiveerd.
De stuurspanning is onderbroken
door de ingestoken zwengel. Zwengel
verwijderen.
Thermoveiligheid is geactiveerd.
Motor laten afkoelen.
Zekeringen controleren.
Fasenspanning meten.
Stuurstroomkring is onderbroken.
Deze montage, bedienings en onderhoudshandleiding moet tijdens de volledige gebruiksduur bewaard blijven!
13
Veiligheids voorschriften
Op basis van de Europese norm EN 12453
– Gebruiksveiligheid van mechanisch aan-
gedreven deuren – moeten de volgende
punten in acht worden genomen bij de
installatie van de stuurapparaten van
elektrisch aangedreven roldeuren:
13.1 Elektrisch aangedreven installaties
moeten een hoofdschakelaar of een te
scheiden stekkerverbinding bezitten, waar
mee zij over alle polen kunnen worden uit
geschakeld.
De hoofdschakelaar moet tegen onbevoegd
of onvrijwillig inschakelen beveiligd kunnen
worden.
Alle elektrische werkzaamheden zijn vol
gens de IEC 60364 en mogelijk nationale
normen en regelgeving uit te voeren. De
elektrische werkzaam heden mogen alleen
door een hiervoor bevoegde elek tricien
worden uitgevoerd.
Het is aan te bevelen, de volledige elek
trische schakeling van de deur in het be
wakingsbereik van een aardlekschakelaar
(Fi schakelaar) te betrekken.
13.2 De bedieningen mogen alleen door
bevoegde en geschoolde personen bediend
worden. Ze moeten zo worden aangebracht,
dat de verkeerswegen in beide richtingen
kunnen worden overzien.
Bij het loslaten van de bedieningen moet de
roldeurbeweging onmiddellijk tot stilstand
komen (dodemansturing).
Voor het verzekeren van de dodemans
functie moet absoluut rekening worden
gehouden met de opmerkingen in de be-
schrijving van de sturing.
13.3 Wanneer omwille van bijzondere re
denen de verkeerswegen vanuit de be
dieningslocatie niet kunnen worden over
zien, moeten er inrichtingen worden voor
zien, die letsels door inklemming verhinde
ren (bijv. contactstrips).
Wanneer dodemansturingen zonder veilig
heidsinrichtingen worden gebruikt, mogen
er geen extra bijschakelingen worden aan
gesloten die als functie het openen resp.
het sluiten hebben (bijv. afstandsbesturing
of tijdgeschakelde sluiting).
13.4 Bij aanwezigheid van foutbewakende
personenbeschermingsinrichtingen kan
in plaats van de onder punt 13.2 vereiste
dodemans besturing een impuls besturing
ge ïnstalleerd worden.
Bij deuren van minder dan 2.500 mm
hoogte en bij rolluiken is er sprake van
verhoogde kans op personengevaar. Met
geschikte veiligheidsmaatregelen bijv. licht
barrières, is ook hier een impuls besturing
mogelijk voor de openings resp. sluit
beweging.
13.5 Na beëindiging van de elektrische
werkzaamheden moeten alle functies
worden gecontroleerd, bijzonder de veilig-
heidsinrichtingen.
Bovendien moet er na de inbedrijfstelling
van de roldeurinstallatie regelmatig een
controle gebeuren van de veiligheids-
inrichtingen.
De bedrijfsveiligheid vereist minimum eens
per jaar een controle op slijtage en veilig-
heid van de volledige installatie door een
deskundige.