Onderhoud en bediening
14
Onderhouds- en bedienings-
handleiding voor roldeuren
Principiële instructies
De eerste inbedrijfstelling moet gebeuren
door bevoegd vakpersoneel en dient te
worden ingeschreven in het controleboek.
De deurinstallatie mag pas worden be
dreven, wanneer de bedieningshand leiding
volledig werd gelezen en alle functies be
kend zijn.
Het oponthoud in het deurbereik of het
plaatsen van voorwerpen in dit bereik is
verboden.
Het openingsbereik mag alleen bij stilstand
van de roldeur gepasseerd worden. Hierbij
moet er op een voldoende doorrijhoogte
worden gelet.
Indien niet onderwezen personen toegang
tot de roldeur hebben, moeten er bouwzijds
overeenkomstige waarschuwingsborden
worden opgesteld, die op deze maatregelen
wijzen. In dit geval mag de roldeur alleen
met een sleutelschakelaar worden bediend,
voor zover er geen veiligheidsinrichtingen
voor personen aanwezig zijn.
Bedieningen en stuurapparaten moeten
indien noodzakelijk door organisatorische
maatregelen worden beveiligd tegen
toegangsbediening door kinderen.
De deurinstallatie mag alleen met voldoen
de verlichting worden bediend, die garan
deert, dat alle deurbewegingen op tijd
worden herkend door de gebruikerskring.
Eventueel moet de exploitant extra signaal
inrichtingen laten plaatsen. De verlich
tingsinstallatie is een bouwzijdse prestatie.
Voor de noodbedieningsmogelijkheid moet
de exploitant maatregelen treffen, om een
risicoloos bereiken van de activerings
locatie mogelijk te maken (bijv. stand van
ladders, steigers, werkplatformen).
De roldeur mag alleen door de daarvoor
voorzien e personen of inrichtingen en met
intacte veiligheidsinrichtingen voor een
doelmatig gebruik worden bediend. Bij
herkenbare gebreken (beschadigingen,
slijtage, losgekomen delen resp. breuk
van componenten, elektrische storingen
en dergelijken) moet de installatie worden
uitgeschakeld en beveiligd.
Bij gesloten deur mogen er geen voor
werpen tegen de deurinstallatie worden
gezet. Er moet voor gezorgd worden, dat er
geen voorwerpen in het deurbereik kunnen
vallen.
Het afsluitprofiel mag niet geblokkeerd
worden. Een bevestiging van voorwerpen,
omhoogtrekken van personen, veranderen
van bouwdelen of een ondoelmatig gebruik
is niet toegelaten.
De roldeur mag alleen worden bedreven
met de in het gegevensblad beschreven
inschakelduur en de daarvoor voorziene
externe invloeden zoals omgevingstempe
ratuur, vochtigheid, agressieve en explosie
ve atmosfeer. Er moet zorg worden gedra
gen voor de opvolging van de in het gege
vensblad beschreven onderhoudsbeurten.
Onderhoud, controle en reparaties mogen
alleen door bevoegd vakpersoneel worden
uitgevoerd. Hiervoor moet de installatie
worden uitgeschakeld en tegen onge
controleerde bediening worden beveiligd.
Deze montage, bedienings en onderhoudshandleiding moet tijdens de volledige gebruiksduur bewaard blijven!
Eventueel moet het roldeurbereik voor de
gebruikerskring worden afgesloten.
Onafhankelijk van de onderhoudsbeurten
is een jaarlijkse controle voorgeschreven.
Deze controles moeten worden inge
schreven in het controleboek. De exploitant
dient het controleboek te bewaren.
Na een uitgevoerde reparatie moet de
deurinstalltie absoluut aan een controle
worden onderworpen.
Instructies voor de verzorging
van de roldeur
De roldeur moet worden beschermd tegen
beschadigingen en vervuiling. Er moeten
bijzonder maatregelen worden getroffen
dat de veiligheidsinrichtingen niet aan een
overmatige vervuiling of beschadigings
gevaar worden blootgesteld. Gebruik voor
de reiniging geen schuurmiddelen of oplos
middelen.
Opgelet:
Laat geen water in de scharnieren of deur-
lamellen dringen. De inloop licht invetten.
Waarschuwingsplaatjes op de deur mogen
niet worden verwijderd.
Instructies voor de bediening
van de roldeur
1. Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar of een stekker
verbinding kan de installatie van het elek
trische net worden gescheiden.
2. Nooduitschakelaar
De nooduitschakeling (bij afstands
bestuurde installaties) gebeurt via de
hoofdschakelaar of een separate Nood
Uittoets.
3. Openen
Het commando „Deur Open" gebeurt
normaal door een bijgeplaatste druktoets.
Alternatief is het geven van dit bevel moge
lijk met een sleutelschakelaar, een radio
contact of andere bedieningen zoals een
voertuigdetector, afstandsbediening enz.
Hierbij zijn de uitgangsopties van de op
dracht beslissend (evt. separate hand
leiding in acht nemen).
4. Sluiten
Het commando „Deur Dicht" gebeurt
normaal door een bijgeplaatste druktoets.
Alternatief is het geven van dit bevel ook
mogelijk met een sleutelschakelaar, trek
schakelaar, radiocontact of verdere be
dieningen zoals een voertuigdetector, auto
matisch sluiten enz. Hierbij zijn de uit
gangsopties van de opdracht beslissend
(evt. separate handleiding in acht nemen).
5. Sluitkantbeveiliging (contactstrip)
Voor zover er geen dodemanschakeling is
geïnstalleerd, bezit de roldeurinstallatie
een contactstrip aan de sluitrand, waarmee
de sluitbeweging wordt uitgeschakeld bij
het oplopen van de deur op een hindernis.
Het sluitrandsysteem is uitgerust met
eigenbewaking. De gedetailleerde functie
is te vinden in een separate beschrijving.
6. Lichtbarrière-veiligheid
Indien aanwezig, dienen de lichtbarrières
in het deurbereik geplaatste lichtbarrières
als beveiliging van het sluitbereik. Daardoor
worden sluitingsbewegingen vermeden,
zolang het stralenbereik is onderbroken.
7. Intrekbeveiligingen
Rolluiken en roldeuren van minder dan
2.500 mm hoogte, die niet direct met dode
mans beveiliging worden bediend, moeten
uitgerust zijn met intrekbeveiligingen. Deze
verhinderen het intrekken van personen bij
onderbreking van het stralengebied.
8. Noodbediening (separate bedienings
handleiding van de producent in acht
nemen!)
Bij spanningsuitval of alle andere storingen
kan de roldeur handmatig met een zwengel
of noodketting worden bediend. Voorwaarde
is een stabiele standplaats. Bij gebruik van
de noodbediening wordt de stuurspanning
van de aandrijving onderbroken. De roldeur
kan eerst weer via de normale bedieningen
worden bediend na het verwijderen of uit
klinken van de noodbediening.
De noodbediening mag niet door middel
van een aandrijving gebeuren. Bovendien
mag de roldeur ook niet handmatig over
de begrenzingen van de bedrijfseind
schakelaars worden gedraaid.
Gebruik de noodkettingbediening niet bij
lopende aandrijving.
9. Storingen
Bij bedrijfsstoringen moet de netspanning
worden onderbroken (hoofdschakelaar
uitschakelen) en moet er een vakmonteur
worden opgeroepen. Eventueel kan een
elektricien de foutoorzaak verhelpen bij
een elektrische storing (installatieschema
in acht nemen).
Bij een storing door de sluitkantbeveiliging
is eventueel een noodbediening mogelijk
(speciale instructie in acht nemen).
10. Speciale uitrustingen
Bij speciale uitrustingen zoals speciale
vergrendelingen, automatische sturingen
enz. moeten de optionele beschrijvingen in
acht worden genomen.
Instructies over onderhoud en controle
van roldeurinstallaties
Onderhoud en controle mogen alleen wor
den uitgevoerd door bevoegd vakpersoneel.
Dit vakpersoneel moet de arbeidsveilige
toestand van roldeurinstallaties kunnen
beoordelen. Hierbij moeten echter de voor
de roldeur specifieke richtlijnen en voor
schriften in acht worden genomen.
De controles moeten uitgevoerd worden
aan de hand van het bijgevoegde controle
protocol, inclusieve de productspecifieke
instructies van de aandrijvingstechniek,
afrolveiligheid, schakelscheen enz. Hierbij
moeten de instructies voor de veiligheids
inrichtingen bijzonder in acht worden ge
nomen.
Opgelet:
Bij de activering van de valbeveiliging
ontstaat er een stootbelasting voor alle
componenten.
In dit geval moet de producent absoluut
worden gecontacteerd. Bij TH80 moeten de
ophangelementen in ieder geval worden
vernieuwd.
NL
21