Aansluitingen
• Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om
alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring
heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd
inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesys-
teem schade oplopen die niet onder de garantie valt.
• Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad
en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet
alle stappen van de installatiehandleiding.
• Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen
draden blootliggen.
• Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen los-
raken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als
de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt.
• Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de stuurkolom of
de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Zorg
ervoor dat dit product, de kabels en de bedrading op zo'n manier worden aange-
bracht dat ze geen belemmering vormen tijdens het rijden.
• Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet ver-
strikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleiingsrails
voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen van het
voertuig.
• Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze
beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk
permanente beschadiging aan dit product optreedt.
• Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de
antennedraad kan resulteren in kortsluiting.
• Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
• Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg.
• Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden
geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander
product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt.
4