2
5
3
6
9
10
11
8
12
13
17
14
1
Parametereenheden
Draadsnelheid [m/min.] of pulstijd [s].
2
Draadaanvoermotor
Draad voor- of achteruit positioneren.
3
Instellen parameters
Draai de besturingsknop om alle
parameters in te stellen (draadsnelheid,
pulstijd, draadstart-vertraging, enz.).
4
Draadsnelheid
1
Stel de draadsnelheid in (0,20 t/m 5 min).
5
Programma instelling
Deze functie geeft de mogelijkheid tot
zowel het wisselen als het opslaan van 20
4
sets programma instellingen. Afhankelijk
van de parameter instellingen zal het
apparaat automatisch synchroniseren met
de Pi (zie gebruikershandleiding).
7
Programma-reset:
Om het programma te resetten, druk
de
knop in totdat de LED knippert.
Knop 13 moet in de OFF stand staan
(fabrieksinstelling)
6
Draad achteruit positioneren
Een functie om de draad achteruit te
positioneren. Draai de besturingsknop
om de draadsnelheid (0,20 t/m 5,0 m/min)
15
gedurende het positioneren in te stellen.
16
7
Draad vooruit positioneren
Een functie om de draad vooruit te
positioneren. Draai de besturingsknop
om de draadsnelheid (0,20 t/m 5,0 m/min)
gedurende het positioneren in te stellen.
QUICKGUIDE CWF MULTI
8
Draad parameters
Druk de knop in om te schakelen
tussen de instelbare parameters. Draai
de besturingsknop om de gewenste
parameter in te stellen. Deze functie wordt
ook gebruikt voor de hoofd-reset (zie
gebruikershandleiding).
9
Draadstart-vertraging
De tijd van het starten van de boog tot aan
het aanvoeren van de draad (0-10 sec.).
10
Draadstop-vertraging
Gedurende de downslope-fase van de boog
zal, terwijl de boogenergie afneemt, de
draad volgens de ingestelde tijd aan blijven
voeren (krater-vullen).
De tijd moet korter zijn dan de downslope-
periode om te voorkomen dat de draad in
het smeltbad vastvriest (0-10 sec.)
11
Draad achteruitloopsnelheid
De snelheid waarin de draad na het lassen
teruggevoerd wordt (0,2-5 m/min).
12
Draad achteruitlooptijd
De tijd waarin de draad na het lassen
teruggevoerd wordt ( 0-5 sec.)
13
Aan-uit
Aan-uit schakelen van het apparaat.
Menu voor het aanmaken van het unieke
I.D. nummer van de Pi en het resetten
van de programma's in de uit-stand. Een
knipperend LED geeft aan dat er geen
verbinding is met de Pi.
14
Pulserende draadaanvoer
Wanneer het LED knippert is de pulserende
draadaanvoer gesynchroniseerd met de
pulstijd van de Pi machine ( alleen in trage
puls, met instellingen hoger dan 0,2 sec.).
15
Primaire draadpulstijd
De tijd waarin de draad aangevoerd wordt
in de primaire snelheid (0,2-10 sec.). Als de
synchronisering in trage puls actief is, kan
de tijd niet worden ingesteld.
16
Secundaire draadpulstijd
De tijd waarin de draad aangevoerd wordt
in de secundaire snelheid (0,2-10 sec.). Als
de synchronisering in trage puls actief is,
kan de tijd niet worden ingesteld.
17
Secundaire pulssnelheid (m/min)
De snelheid waarmee de draad aangevoerd
wordt in de secundaire pulstijd ( 0-5 m/min)