3.
Hierna knippert de programmeer-LED. Het aantal keren
dat de LED knippert, geeft de huidige instelling van de
gekozen optie aan.
4.
Druk de programmeerknop in om de nieuwe waarde in te
stellen. Voorbeeld: druk de knop drie maal in om het
bereik op 30 meter in te stellen.
De programmeer-LED knippert twee maal om aan te
geven dat de nieuwe waarde is ingesteld.
Gewijzigde instellingen voor de DDI602AM worden opgeslagen
in het permanente geheugen van de detector.
Voorbeeld
U wijzigt als volgt de instelling voor de detectie-LED van
OFF in ON:
1.
Druk de programmeerknop drie keer in.
2.
Wacht totdat de programmeer-LED niet meer brandt.
3.
De programmeer-LED knippert één keer; dit betekent dat
de huidige waarde 'UIT' is.
4.
Druk de programmeerknop twee keer in.
5.
De programmeer-LED knippert twee keer; dit betekent dat
de nieuwe waarde is opgeslagen. De detector schakelt
hierna terug naar normaal bedrijf.
Opties op fabriekswaarden instellen:
U stelt de detector als volgt in op de fabriekswaarden:
1.
Schakel de stroomtoevoer naar de detector uit.
2.
Druk de programmeerknop in en houd deze ingedrukt (zie
afbeelding 16, item 2).
3.
Schakel de stroomtoevoer naar de detector weer in.
4.
De programmeer-LED knippert; laat hierna de
programmeerknop los.
U kunt de detector vóór installatie resetten door middel van
een PP3-batterij (blokbatterij), of na installatie met een
voedingsspanning van 12 V.
Looptest
In de loopteststand is de blauwe detectie-LED ingesteld op ON
(aan). Telkens wanneer de DDI602AM een beweging
detecteert, gaat de detectie-LED branden.
Druk de programmeerknop één keer in om de loopteststand in
te schakelen. U kunt de detector vervolgens uitlijnen. Telkens
wanneer de DDI602AM iets detecteert, zal de detectie-LED
branden.
De teststand wordt automatisch uitgeschakeld als er
gedurende vijf minuten niets wordt gedetecteerd. U kunt de
loopteststand handmatig uitschakelen door de
programmeerknop drie maal in te drukken, of de
stroomtoevoer naar de detector uit en weer in te schakelen.
Opmerking:
Controleer voordat u de looptest uitvoert of de
voorklep is geplaatst. Voer looptests alleen uit wanneer de
voorklep is geplaatst.
P/N 146655999-1 • REV A • ISS 30JUN14
Let op:
De detector heeft een groter bereik zonder de
beschermende voorklep. Voor het correcte beam-patroon moet
daarom de voorklep op de detector zijn aangebracht. U kunt
het gewenste bereik instellen met de waarden in tabel 3. Draai
en kantel de lensmodule over het kijkveld van de detector om
het juiste dekkingsgebied te bepalen (zie afbeelding 8).
Storing-/antimaskeringscircuit
De storing-/antimaskeringstechnologie bewaakt de
detectieapparatuur en voorkomt zo dat de detector bewust
wordt uitgeschakeld door er obstakels voor te plaatsen.
Bediening
Het storing-/antimaskeringsrelais kan gedurende de eerste
twee minuten open blijven.
Schakel na installatie van de detector de loopteststand in om
de zelfkalibratie uit te laten voeren. Twee minuten na het
inschakelen van de loopteststand voert de
antimaskeringsfunctie de zelfkalibratie uit. Let erop dat hierbij
de voorklep op de detector is geplaatst. De detector schakelt
de loopteststand automatisch uit na vijf minuten.
Wanneer gedurende een minuut continu een
storing/antimaskeringsmelding wordt gegeven, wordt het
alarmcontact voor storing/antimaskering geopend. Dit blijft
open totdat de oorzaak van de maskering is verwijderd, of de
detector een succesvolle zelfkalibratie uitvoert.
Bij detectie van een interne storing wordt alleen het storing-
/antimaskeringsrelais geactiveerd. Bij detectie van een
antimaskeringsmelding worden echter zowel het storing-
/antimaskeringsrelais als het alarmrelais geactiveerd. In het
tweede geval brandt de kleine rode LED.
De detector voert twee keer per dag een zelfkalibratie uit: een
keer 's avonds bij afnemend omgevingslicht, en een keer 's
ochtends wanneer het omgevingslicht weer sterker wordt. Dit
wordt gedaan om te compenseren voor de natuurlijke neerslag
van verontreiniging op de voorklep, die valse storing-
/antimaskeringsmeldingen kan veroorzaken.
Wanneer na het afgeven van een storing-/antimaskeringsalarm
de maskering wordt verwijderd, wordt het betreffende
alarmcontact gesloten. 20 seconden na het sluiten van het
contact zal een nieuwe detectie weer een zelfkalibratie starten.
Spanningscontrole
De unit controleert zelf de voedingsspanning. Wanneer deze
buiten de specificaties ligt, wordt het storing-
/antimaskeringsrelais geopend. Deze blijft open totdat de
voedingsspanning weer binnen de specificaties komt.
LED op afstand bedienen
De LED's worden ingeschakeld wanneer een negatieve
spanning op de LED-klem wordt gezet.
Zelftest op afstand
Een zelftestroutine wordt gestart wanneer een negatieve
spanning op de TEST-klem wordt gezet. De
antimaskeringsdetector controleert zichzelf continu en activeert
het storing-/antimaskeringsrelais wanneer hij een interne fout
detecteert.
31 / 47