Functies en bediening van de stoel
A
B
* indien aanwezig
80
0
1
1165
1166
1167
** afhankelijk van de uitvoering
Horizontale lengtevering **
Onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kan
het zinvol zijn om de horizontale lengtevering
in te schakelen. Daardoor kunnen stootbelas-
tingen in de rijrichting beter worden opgevan-
gen door de chauffeursstoel.
0 = horizontale lengtevering UIT
1 = horizontale lengtevering AAN
Lengte-instelling
Trek voor deze instelling aan de vergrende-
lingshendel en schuif terzelfdertijd de stoel
naar voren of achteren. De stoel moet hoor-
baar vergrendelen als u de hendel weer
loslaat.
De stoel kan tot een bepaald eindpunt naar
voren of achteren worden geschoven.
Opgelet: gevaar voor ongevallen!
De vergrendelingshendel mag niet
worden bediend tijdens het rijden.
Rustpositie *
Voor de instelling van de rustpositie moet u de
hendel (A) naar beneden duwen en ter-
zelfdertijd de vergrendelingshendel voor de
lengte-instelling (B) naar boven trekken (en
hierbij de stoel naar achteren schuiven). De
stoel kan na het eindpunt van de lengte-
instelling nog 100 mm naar achteren worden
geschoven.
Opgelet: gevaar voor ongevallen!
De vergrendelingshendel mag niet
worden bediend tijdens het rijden.
Maak gebruik van de vergrendelingshendel
voor de lengte-instelling om naar de rijpositie
terug te keren. De hendel voor de rustpositie
moet hierbij niet gedrukt worden.
*** kan naderhand worden aangebracht
NL