1. Stel de camera op de AUTO mode.
(Normaliter de □ mode. Indien de camera deze instelling niet
heeft gebruikt u de P mode).
2. Schuif de hoofdschakelaar van de flitser op ON en de ETTL (TTL)
markering zal op het LCD display zichtbaar worden
3. Stel het beeld scherp.
4. Stel vast dat het te fotograferen object zich in het effectieve bereik
bevindt
hetgeen in de LCD display staat weergegeven.
5. Als de indicator aangeeft dat de flitser klaar is, kunt u de ontspanknop indrukken.
◆ Als de belichting juist is zal de ETTL (TTL) markering gedurende 5 sec. op het LCD display zichtbaar zijn.
Als deze markering niet verschijnt is er te weinig flitslicht beschikbaar en dient u de opname opnieuw te
maken op een kortere afstand van het te fotograferen onderwerp.
◆ Het AF hulplicht zal automatisch gaan branden wanneer u scherpstelt op een object in een donkere
omgeving.
NB. Het effectieve bereik is tussen de 0,7 tot 9 meter.
◆ Indien de camera is ingesteld op "Creatieve Zone" dient u er rekening mee te houden steeds de laatst
gebruikte instelling zal onthouden.
◆ Als de flitser geheel opgeladen is, verschijnt het flitsklaarlampje in de zoeker.
Indien de camera wordt ontspannen voor dat deze markering verschijnt zal de camera een lange
sluitertijd kiezen en de flitser niet afgaan.
Het gebruik van de flitser bij andere camera instellingen (behalve EOS700, 750, 850)
Sluitertijd voorkeuze
Door de Tv mode op uw camera te gebruiken kunt u sluitertijden van 30 sec. tot 1/X synchronisatie
gebruiken. Indien u de gewenste sluitertijd heeft ingesteld zal de camera de juiste diafragmawaarde voor
de achtergrond kiezen. Indien het onderwerp te donker of te licht is zal de diafragma-indicatie knipperen en
zal de begrensde diafragmawaarden tonen (maximale of minimale waarde). In dit geval zal de camera de
begrensde waarde kiezen en zal het hoofdonderwerp correct worden belicht maar bestaat de kans dat de
achtergrond wordt onder- of overbelicht.
Diafragma voorkeuze
Door de Av mode op uw camera te gebruiken zal de camera de juiste sluitertijd voor de achtergrond kiezen.
Indien het onderwerp te licht of te donker is zal de sluitertijden indicatie gaan knipperen en de en zal de
begrensde sluitertijden tonen (de langzaamste- en snelstmogelijke mogelijke sluitertijd). De snelste
sluitertijd zal altijd tot de max. flitssynchronisatietijd van de camera worden beperkt. In dit geval zal de
camera de uiterste waarde kiezen en zal het hoofdonderwerp correct worden belicht maar bestaat de kans
dat de achtergrond wordt onder- of overbelicht.
Handmatige instelling (M mode)
U kunt zelf de gewenste sluitertijd en diafragmawaarde instellen. Indien u de belichting instelt
overeenkomstig de indicatie van de belichtingsmeter zal de camera net zo functioneren als bij "invulflits bij
daglicht" of "synchronisatie bij lange sluitertijden".
Maximale prestaties bij continu fotograferen.
Om oververhitting te voorkomen dient u uw flitser tenminste 10 minuten niet te gebruiken na het aantal
flitsen in de onderstaande tabel:
TTL, M(1/1,1/2)
M(1/4, 1/8)
M(1/16-1/32)
Mode
Multi
Aantal flitsen
15 flitsen achter elkaar
20 flitsen achter elkaar
40 flitsen achter elkaar
10 cycli
92