Veiligheidsaanwijzingen voor de
gaspatroon
Behandel de gaspatroon zorgvuldig en cont-
■
roleer deze op beschadigingen. Beschadigde
gaspatronen kunnen exploderen en verwon-
dingen veroorzaken.
De aanwijzingen op de gaspatroon altijd
■
lezen en opvolgen.
Bewaar de gaspatroon in een goed geventi-
■
leerde ruimte.
Stel de gaspatroon niet bloot aan direct
■
zonlicht.
Laat de gaspatroon niet achter in een voertuig
■
of in de kofferruimte, waar de temperatuur kan
stijgen. Anders kunnen ze exploderen. Ook
een verbruikte lege gaspatroon bevat nog
brandbaar drijfgas, dat kan uitzetten en een
reservoir kan laten exploderen.
De gaspatroon opslaan bij een omgevingstem-
■
peratuur van maximaal 40 °C.
De brandstofcel bevat brandbaar gas onder
■
druk. Wordt hij blootgesteld aan temperaturen
boven 40 °C, kan het gas vrijkomen of kan hij
exploderen en brand veroorzaken.
Adem het gas niet in.
■
Verbrand of recycle lege gaspatronen niet.
■
Spuit het gas nooit op het menselijk lichaam.
■
Verwijder de rubberplug alleen voor afvoer
■
van de onderzijde van de gaspatroon.
Maak geen gat in de gaspatroon, bijv. door
■
er met een hamer een spijker in te slaan.
Afvalverwijdering moet overeenkomstig de
■
officiële voorschriften gebeuren.
Voer de inhoud/container af volgens de
■
sorteerinstructies van de erkende afvalverwij-
deraar.
Veiligheidsaanwijzingen voor laadap-
paraat en accu
Gebruik voor het gereedschap alleen de
■
opgegeven accu. Sluit het apparaat nooit aan
op een stroombron of een andere oplaadbare
accu, een droge cel of een accu voor motor-
voertuigen. Het negeren hiervan kan leiden tot
breuk, storingen, oververhitting of brand.
Veiligheidsaanwijzingen
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Het opladen moet gebeuren met het opge-
geven laadapparaat. Gebeurt het opladen
met een ander laadapparaat, kunnen sto-
ringen ontstaan of kan het apparaat worden
beschadigd, ontsteken of warmte veroorzaken.
Laad de accu alleen op met de opgegeven
spanning. Gebruik voor het opladen nooit
een andere dan de opgegeven spanning.
Het negeren hiervan kan leiden tot brand of
warmteontwikkeling.
Gebruik voor het opladen van de accu geen
transformatoren, zoals boosters, motorgene-
ratoren of gelijkstroombronnen. Het negeren
hiervan leidt tot een storing of een diepontla-
ding van het laadapparaat.
Laad de accu niet op in de regen of op
locaties waar hij kan worden blootgesteld
aan spatwater of vocht. Wordt de accu in een
natte toestand opgeladen, kan dit leiden tot
een elektrische schok of kortsluiting, waardoor
door oververhitting brand kan ontstaan.
Raak de netstekker niet aan met natte handen.
Raakt u deze aan met natte handen, kan dit
leiden tot een elektrische schok.
Dek het laadapparaat niet af met een doek
of iets dergelijks. Het aanbrengen van een
afdekking kan leiden tot warmteontwikkeling
en diepontlading of een brand.
Plaats het laadapparaat niet in de buurt van
een vuur.
Laad de accu niet op in de buurt van brand-
bare substanties.
Laad de accu op een goed geventileerde
locatie op en bescherm hem tegen direct
zonlicht. Bij het opladen bij direct zonlicht kan
het laadapparaat oververhit raken waardoor
diepontlading of brand kan ontstaan.
Laad de accu op bij een omgevingstempera-
tuur van 0 °C tot 40 °C. Ligt de omgeving-
stemperatuur onder 0 °C tot 40 °C, is het
opladen niet toegestaan, omdat dan brand
zou kunnen ontstaan.
Laat geen vreemde objecten in de ventilatieo-
peningen of in de acculaadaansluiting van
het laadapparaat komen. Anders kunnen een
elektrische schok of andere storing ontstaan.
Gebruik het apparaat alleen op stofvrije
locaties.
111