contact totdat deze volledig in de behuizing van de generator is
verborgen. Laat de kabelhouder niet los, zodat deze zich plot-
seling in de behuizing verbergt. Dit kan schade aan de starter
veroorzaken.
Naarmate de motor warmloopt, opent u de gashendel gelei-
delijk en beweegt u de zuighefboom geleidelijk in de richting
van de markering „OPEN". Laat de motor soepel lopen nadat
u de aanzuighefboom van positie hebt veranderd. De terug-
loopsnelheid van de zuighefboom is afhankelijk van de weers-
omstandigheden waarin de motor wordt gestart. Hoe lager de
omgevingstemperatuur, hoe langzamer de terugkeer.
Bedrijfsstatuslampje generator
De generator is voorzien van een LED-lampje dat de gebruiker
informeert over de bedrijfsstatus van de generator.
Wanneer de generator wordt gestart, brandt dit groen tijdens
normaal bedrijf.
Als het lampje rood brandt, wordt de generator overbelast en
wordt er meer dan 850 W stroom van de generator afgenomen.
Na 2 minuten te werken in deze toestand wordt de stroom in
het stopcontact van de generator afgesneden. Het lampje be-
gint rood te knipperen. Het onderbreken van de stroomtoevoer
naar het stopcontact stopt de werking van de mechanische
motor niet.
Bij kortsluiting wordt de stroomtoevoer naar het generator-
stopcontact onmiddellijk onderbroken. Het lampje begint rood
te knipperen. Het onderbreken van de stroomtoevoer naar het
stopcontact stopt de werking van de mechanische motor niet.
Aansluiting van elektrische uitrusting op de generator
OPGELET! Sluit geen elektrische apparaten met een nominaal
vermogen dat hoger is dan het nominaal vermogen van de ge-
nerator aan op de generator. Als er meer dan één toestel is
aangesloten, moet het totale nominale vermogen van de units
lager zijn dan het nominale vermogen van de generator.
OPGELET! Controleer of de elektrische apparaten die op de
generator zijn aangesloten elektrische parameters hebben die
overeenkomen met de elektrische parameters van de genera-
tor.
Start de motor volgens de procedure beschreven onder „Inbe-
drijfstelling van de verbrandingsmotor"
Zorg ervoor dat de aan te sluiten elektrische apparatuur is uit-
geschakeld.
Trek het deksel van de wandcontactdoos (VIII) omhoog en
steek het netsnoer van de ontvanger in het stopcontact van
de generator.
Start de ontvanger. Zodra de ontvanger wordt gestart, is het
mogelijk dat het statuslampje rood brandt. Dit komt doordat de
meeste elektrische ontvangers meer verbruiken dan het nomi-
nale vermogen. Als de LED na het starten van de ontvanger
4 seconden niet groen wordt, schakelt u de ontvanger uit en
controleert u de oorzaken van de storing.
Motor afzetten
Schakel de ontvanger die op de generator is aangesloten uit
met de aan/uit-schakelaar.
Koppel de ontvanger los van de generator door het netsnoer
los te koppelen van het stopcontact van de generator.
Zet de motorschakelaar in de stand O - OFF.
O O R S P R O N K E L I J K E
NL
OPGELET! Als u de motor in geval van nood onmiddellijk moet
uitschakelen, schakelt u de motorschakelaar in de stand OFF
(uit).
Bijtanken/tanken
OPGELET! Niet bijvullen terwijl de generator draait.
Schakel de motor uit volgens de procedure onder „Motor stop-
pen"
Laat de motor enkele minuten afkoelen.
Vul opnieuw volgens de instructies in het hoofdstuk „WER-
KINGSVOORBEREIDING".
Dek de tankvulklep goed af.
Start de generator opnieuw volgens de procedure „Inbedrijfstel-
ling van de verbrandingsmotor".
Werken op grote hoogtes
De in de generator geïnstalleerde carburateur is ontworpen
voor een correcte werking op een hoogte die niet hoger is dan
gespecifi ceerd in de tabel met technische gegevens. Neem
contact op met een geautoriseerd servicecentrum als u op
grotere hoogte moet werken om de carburateur te wijzigen.
Zelfs na wijziging van de carburateur, is de verwachting dat
het vermogen van de verbrandingsmotor zal afnemen, en dus
het vermogen van de generator zal dalen met 3,5% voor elke
300 meter hoogte stijgen boven de limiet die in de tabel. Het
vermogensverlies zal groter zijn bij gebruik van een generator
zonder aangepaste carburateur. De daling van het vermogen is
te wijten aan de verdunning van de lucht als de hoogte boven
de zeespiegel uitstijgt.
ONDERHOUD EN ONDERHOUDSBEURTEN
Tijdens de garantieperiode mag de gebruiker het apparaat niet
demonteren of onderdelen of componenten vervangen die niet
hieronder zijn gespecifi ceerd, aangezien hierdoor de garan-
tie vervalt. Alle onregelmatigheden die tijdens de inspectie of
tijdens het gebruik worden vastgesteld, zijn een signaal voor
reparatie in een servicepunt.
Na voltooiing van de werkzaamheden moeten de behuizing, de
ventilatiegleuven, de schakelaars, de extra handgreep en de
afdekkingen worden gereinigd met bijvoorbeeld een luchtstraal
(druk niet meer dan 0,3 MPa), een borstel of een droge doek
zonder gebruik van chemicaliën of reinigingsvloeistoff en. Rei-
nig gereedschap en handgrepen met een droge, schone doek.
Periodieke onderhoudsbeurten
De volgende generatoronderdelen moeten periodiek worden
geïnspecteerd en onderhouden.
OPGELET! Alle onderhoud moet bij uitgeschakelde en stil-
staande machine worden uitgevoerd. Het is ook noodzakelijk
om alle elektrische apparatuur van de generator los te koppe-
len.
OPGELET! Als hieronder geen servicewerkzaamheden wor-
den beschreven, betekent dit dat u het apparaat hiervoor door
een erkende fi etsenmaker moet laten onderhouden.
OPGELET! Vermijd contact van het oplosmiddel met de huid
en de ogen wanneer voor het reinigen een oplosmiddel wordt
gebruikt. Persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken.
I N S T R U C T I E S
79