Bij het bevestigen van de meelopende valbeveiliger moet erop worden gelet, dat de richtingspijl
(„boven") op de valbeveiliger altijd in de richting van het aanslagpunt wijst.
Verder moet de veiligheidskarabijnhaak/klimhaak BS 10/20 aan het begin van de bewegende
geleiding worden gecontroleerd op correcte bevestiging en sluiting.
Het manuele bedienen van deze meelopende valbeveiligers voor een afdaling mag enkel
gebeuren vanuit een veilige standplaats. Als hiermee geen rekening wordt gehouden, bestaat er
levensgevaar, aangezien de valbeveiliger tijdens de val niet vergrendelt.
De meelopende valbeveiligers MAS S 11 en S 16 worden altijd geleverd met een in het ringoog
ingenaaide bandvaldemper (lengte 0,44m) met veiligheidskarabijnhaak, of als alternatief met een
klimhaak van het type BS 10/20 (max. lengte van de bandvaldemper inclusief de
verbindingselementen: 0,57 m). Deze veiligheidskarabijnhaak wordt bevestigd aan een D-ring
van de harnasgordel en moet worden gecontroleerd op veilige bevestiging en sluiting. Hier moet,
indien mogelijk, de voorste D-ring worden gekozen. De ingenaaide bandvaldemper mag in geen
geval worden gemanipuleerd of verlengd, aangezien daardoor een grotere valhoogte zou
ontstaan en de verlenging ertoe kan leiden dat het lichaam tegen de grond of tegen voorwerpen
slaat. De ingenaaide bandvaldemper moet voor ieder gebruik worden gecontroleerd op
beschadigingen.
De gebruiker moet erop letten, dat er altijd genoeg vrije ruimte onder hem voorhanden is, zodat
hij bij een eventuele val niet tegen de grond of tegen voorwerpen slaat.
Bij deze meelopende valbeveiligers bedraagt de noodzakelijke vrije ruimte onder de voeten van
de gebruiker:
Meelopende valbeveiliger
Vrije ruimte onder de voeten van de
gebruiker tot 100 KG gewicht
Vrije ruimte onder de voeten van de
gebruiker tot 150 KG gewicht
Bij bewegende geleidingen met grotere lengten (> 15,0m) moet omwille van de lijnuitzetting de
noodzakelijke vrije ruimte onder de voeten van de gebruiker overeenkomstig de te verwachten
vergroting van de valafstand worden vastgelegd. Informatie hieromtrent verstrekt de fabrikant.
Het aanslagpunt voor de bewegende geleiding moet zich boven de gebruiker, indien mogelijk
loodrecht boven hem bevinden. Het aanslagpunt moet een minimale draagkracht van 10 kN
hebben en zodanig uitgevoerd zijn, dat de verbindingselementen van de bewegende geleiding
vrij kunnen bewegen, maar niet per ongeluk kunnen loskomen.
Een belasting van dit deelsysteem door scherpe kanten moet worden vermeden.
2.2. Gebruiksaanwijzingen bij horizontale toepassing:
De meelopende valbeveiligers inclusief bewegende geleiding werden ook voor horizontaal
gebruik en een daaruit gesimuleerde val over een kant met succes getest. Daarbij werd een
stalen kant met radius r = 0,5 mm zonder braam gebruikt. Op basis van deze test is de uitrusting
geschikt om te worden gebruikt over gelijkaardige kanten, zoals deze bijvoorbeeld aanwezig zijn
aan gewalste staalprofielen, aan houten balken of aan een beklede, afgeronde attiek. Ongeacht
deze test moet bij horizontaal of dwars gebruik, waar het risico van een val over een kant
bestaat, absoluut het volgende in acht worden genomen:
1. Als de voor het begin van de werkzaamheden uitgevoerde risicobeoordeling aantoont, dat
het bij de valkant gaat om een bijzonder „snijdende" en/of „niet braamvrije" kant (bijv. niet
beklede attiek of scherpe betonkant), dan
MAS GmbH, valbeveiligingen, Unterm Gallenlöh 2, D-57489 Drolshagen, www.masonline.de
Copyright by MAS GmbH · Uittreksels en kopieën alleen met toestemming van MAS GmbH20.02.2007
18
Type: MAS S
Type: MAS S 16-
11
H
Minstens:
Minstens:
4,00 m
4,00 m
Minstens:
Minstens:
4,50 m
4,50 m