Is het omgevingslicht echter helderder dan de ingestelde richtwaarde,
dan worden de verlichtingskanalen op 100 % lichtsterkte ingesteld.
Ze blijven aan zolang er beweging wordt gedetecteerd, ongeacht de
hoeveelheid omgevingslicht.
Het HVAC-kanaal C3 wordt onafhankelijk van de hoeveelheid
omgevingslicht ingeschakeld, maar wel op basis van gedetecteerde
beweging. Als er geen beweging meer gedetecteerd wordt, starten de
nalooptijden van de betreffende kanalen. Optioneel kan elk kanaal
handmatig met schakelaar S1 – S3 in of uitgeschakeld worden.
Halfautomatische modus HVAC-kanaal C3
Op basis van de ingestelde lichtwaarde en gedetecteerde beweging
schakelen de verlichtingskanalen 1 + 2 automatisch in. Ze blijven aan zolang
er beweging wordt gedetecteerd en de hoeveelheid omgevingslicht niet
hoger is dan de richtwaarde.
HVAC-kanaal C3: Handmatig inschakelen met schakelaar S3, niet automatisch
inschakelen. Als er geen beweging meer gedetecteerd wordt, starten
de nalooptijden van de betreffende kanalen. Optioneel kan elk kanaal
handmatig met schakelaar S1 – S3 in of uitgeschakeld worden.
Halfautomatische modus ECO verlichtingskanaal C1 – C2
Verlichting handmatig inschakelen met schakelaar S1, niet automatisch
inschakelen. Als het omgevingslicht donkerder is dan de ingestelde
richtwaarde, worden de verlichtingskanalen op de richtwaarde
ingesteld. Ze blijven aan zolang er beweging wordt gedetecteerd en
de hoeveelheid omgevingslicht niet hoger is dan de richtwaarde. Is
het omgevingslicht echter helderder dan de ingestelde lichtwaarde,
dan worden de verlichtingskanalen ingesteld op de waarde voor
oriëntatieverlichting. Ze gaan onafhankelijk van de beweging uit, als
de nalooptijd is verstreken. Als er toch verlichting gewenst is, moet
met schakelaar S1 het gewenste helderheidsniveau worden ingesteld
voordat de nalooptijd verstreken is. In dit geval blijven de ingestelde
verlichtingskanalen aan zolang er beweging wordt gedetecteerd,
ongeacht de hoeveelheid omgevingslicht.
Het HVAC-kanaal C3 wordt onafhankelijk van de hoeveelheid
omgevingslicht ingeschakeld, maar wel op basis van gedetecteerde
beweging. Als er geen beweging meer gedetecteerd wordt, starten de
nalooptijden van de betreffende kanalen. Optioneel kan elk kanaal
handmatig met schakelaar S1 – S3 in of uitgeschakeld worden.
Halfautomatische modus Gang verlichtingskanaal C1 – C2
Verlichting handmatig inschakelen met schakelaar S1, niet automatisch
inschakelen. Als het omgevingslicht donkerder is dan de ingestelde
richtwaarde, worden de verlichtingskanalen op de richtwaarde
ingesteld. Ze blijven aan zolang er beweging wordt gedetecteerd en
de hoeveelheid omgevingslicht niet hoger is dan de richtwaarde. Is
het omgevingslicht echter helderder dan de ingestelde richtwaarde,
dan worden de verlichtingskanalen op 100 % lichtsterkte ingesteld.
Ze blijven aan zolang er beweging wordt gedetecteerd, ongeacht de
hoeveelheid omgevingslicht.
Het HVAC-kanaal C3 wordt onafhankelijk van de hoeveelheid
omgevingslicht ingeschakeld, maar wel op basis van gedetecteerde
beweging. Als er geen beweging meer gedetecteerd wordt, starten de
nalooptijden van de betreffende kanalen. De verlichtingskanalen C1 + C2
kunnen niet met een schakelaar worden uitgeschakeld. HVAC-kanaal C3
kan handmatig met schakelaar S3 worden uitgeschakeld.
Oriëntatieverlichting
De oriëntatieverlichting is een regelbare basisverlichting. De lichtsterkte
is instelbaar tussen 10 % en 40 % van de volledige lichtsterkte.
NL
35