Elektrische installatie/automatische werking
Bij het kiezen van de bekabelin-
gsleidingen moeten altijd de in-
stallatievoorschriften volgens
VDE 0100 worden opgevolgd (zie
de veiligheidsvoorschriften op
pagina 40). Voor de bekabeling
van de aanwezigheidsmelders
geldt: volgens VDE 0100 520
COM 1
L
N
P S N
COM1
L L'
punt 6 mag voor de bekabeling
tussen sensor en elektronisch
voorschakelapparaat een meer-
voudige leiding worden ge-
bruikt, die zowel de netspan-
ningskabels als de regelkabels
bevat (bijv. NYM 5 x 1,52). De
stroomtoevoerkabel mag een
COM 2
L
N
P
COM 1 AP
L
N
L'
L
S
P
P N
N
- 42 -
max. diameter van 10 mm
hebben. Het klembereik van de
stroomtoevoerklem is voor maxi-
maal 2 x 2,5 mm
2
geschikt. Bij de
installatie van de variant op de
muur moet er een veiligheids-
schakelaar (16 A) worden voor-
geschakeld.
DIM
L
N
P S N
DIM
L L'
1-10V
max. 100 mA
L
N
P
L
N
1-10V
+ –