5. Installatie
De pomp is ontworpen om bovenop de tank geïnstalleerd te worden met het pomplichaam ondergedom-
peld in de vloeistof. De motor-pompsteun met de persopening omvat de flens die aan de tank bevestigd
moet worden. De afmetingen van het gat dat in de tank geboord moet worden en de afmetingen van de
verbindingsflens staan vermeld op fig. 1.
Indien nodig kan de pomp tegen een wand van de tank aan geïnstalleerd worden en horizontaal
geplaatst worden (voor alle modellen met uitzondering van de SVI30 en 60 met meer dan 5 trappen bij
50 Hz en met meer dan 4 trappen bij 60 Hz). In dat geval moet u er zeker van zijn dat de dichting tussen
de flens en de tankwand waterdicht is.
Onderdompeling
Om ervoor te zorgen dat de pomp goed functioneert en goede prestaties blijft leveren, moeten de in de
tabel op fig. 2 aangegeven maten aangehouden worden.
6. Elektrische aansluiting
De aansluiting van de motor op het elektriciteitsnet moet gedaan worden door een vakkundige elektricien
die daarbij de geldende elektrische voorschriften in acht moet nemen.
Installeer een aardlekschakelaar met een hoge gevoeligheid (0,03A) als extra beveiliging tegen
elektrische schokken voor het geval de aarding inefficiënt is.
Controleer of de spanning die op het typeplaatje staat overeenstemt met de lijnspanning.
Plaats een hoofdschakelaar tussen het elektriciteitsnet en de elektropomp. Deze schakelaar
moet uitgeschakeld worden voordat er enige onderhoudswerkzaamheden aan de pomp uitge-
voerd worden.
Om de aansluiting van de motor te vereenvoudigen kan de klemmenplaat in één van de standen op 90°
zoals aangegeven op fig. 3 geplaatst worden.
Beveiliging tegen overbelasting
De éénfasemotoren, met uitzondering van de motor van 2,2 kW, zijn uitgerust met een ingebouwde over-
belastingsbeveiliging. De driefasenmotoren moeten beschermd worden met een geschikte aanzetter die
op de op het typeplaatje vermelde spanning ingesteld is.
7. Inwerkingstelling
Stel de pomp, indien het om een driefasenmodel gaat, met het pomplichaam ondergedompeld enkele
seconden lang in werking. Controleer via de afdekking van de koppeling of via de ventilatorkap de draai-
richting: deze moet met de wijzers van de klok mee zijn (naar rechts) als u van boven naar de pomp kijkt,
zoals aangegeven aan de hand van de pijl op de flens.
Indien de draairichting niet juist is, dan moet u de hoofdschakelaar uitschakelen en de positie van de
beide voedingsdraden verwisselen
Start de pomp vervolgens met de persklep half open en zet de klep vervolgens geleidelijk helemaal
open..
Werking
De pomp moet goed en geruisloos functioneren. Laat de pomp niet langer dan 4-5 minuten met een
gesloten persklep functioneren om oververhitting van de vloeistof en schade aan de mechanische dich-
ting te vermijden
De buitenste oppervlakken van de motor kunnen gevaarlijke temperaturen bereiken. Tref de
nodige maatregelen om te voorkomen dat personen hier per ongeluk mee in aanraking komen.
NL
23