66 | Installatie
3
Installatie
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
▶ Voor de installatie van dit product: toestel
en alle andere BUS-deelnemers over alle
polen losmaken van de netspanning.
▶ Voor de inbedrijfstelling: breng de afdek-
king aan ( afb. 17, pagina 96).
3.1
Voorbereiding voor installatie in het cv-toestel
▶ Via de installatiehandleiding van het cv-toestel controle-
ren, of deze de mogelijkheid biedt, een module (bijvoor-
beeld MM100) in het cv-toestel te installeren.
▶ Wanneer de module zonder rail in het cv-toestel kan wor-
den geïnstalleerd, de module voorbereiden ( afb. 3 en 5,
pagina 92).
▶ Wanneer de module met rail in het cv-toestel kan worden
geïnstalleerd, afbeelding 8 en 11, pagina 94 aanhouden.
3.2
Installatie
▶ Installeer de module op een wand ( afb. 3 t/m afb. 7,
pagina 93 en pagina 14), op een rail ( afb. 8, pagina 93)
of in het cv-toestel. Respecteer de handleiding bij montage
van de module in een cv-toestel.
▶ Let bij het verwijderen van de module van de montagerail
op afb. 8 op pagina 93.
▶ Installeer een aanvoertemperatuursensor in het toegeken-
de gemengde cv-circuit.
3.3
Elektrische aansluiting
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de
aansluiting minimaal elektrische kabel model H05 VV-...
gebruiken.
3.3.1 Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de
aansluiting van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ BUS-deelnemers [B] via verdeeldoos [A] in ster schakelen
( afb. 15, pagina 96) of via BUS-deelnemer met twee
BUS-aansluitingen in serie ( afb. 19, pagina 98).
Wanneer de maximale totale lengte van de BUS-
verbinding tussen alle BUS-deelnemers wordt
overschreden of in het BUS-systeem een ring-
structuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de in-
stallatie niet mogelijk.
6 720 813 621 (2014/12)
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
•
100 m met 0,50 mm
2
•
300 m met 1,50 mm
▶ Om inductieve beïnvloeding te voorkomen: alle laagspan-
ningskabels gescheiden installeren van netspanningska-
bels (minimale afstand 100 mm).
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovol-
taïsche installaties) kabel afgeschermd uitvoeren (bijvoor-
beeld LiYCY) en afscherming eenzijdig aarden. Sluit de
afscherming niet op de aansluitklem voor de randaarde in
de module aan maar op de huisaarde, bijvoorbeeld vrije af-
leiderklem of waterleiding.
Installeer slechts één temperatuursensor T0
per installatie. Wanneer meerdere modules
aanwezig zijn, kan de module voor de aanslui-
ting van de temperatuursensor T0 vrij worden
gekozen.
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende aderdi-
ameters:
•
Tot 20 m met 0,75 mm
•
20 m tot 100 m met 1,50 mm
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en
conform de aansluitschema's.
3.3.2 Aansluiting voedingsspanning, pomp, menger en
temperatuurbewaking (netspanningszijde)
De bezetting van de elektrische aansluitingen is
afhankelijk van de geïnstalleerde installatie. De in
afb. 11 t/m 14, vanaf pagina 94 getoonde be-
schrijving is een voorstel voor de procedure van
de elektrische aansluiting. De handelingsstappen
zijn deels niet zwart weergegeven. Daarmee kan
gemakkelijker worden herkend, welke hande-
lingsstappen bij elkaar horen.
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Sluit de netfasen correct aan.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toege-
staan.
▶ Sluit op de uitgangen alleen componenten en modules aan
conform deze handleiding. Sluit geen extra besturingen
aan, die andere installatiedelen aansturen.
▶ Installeer de kabels door de tulen, conform de aansluit-
schema's aansluiten en met de meegeleverde trekontlas-
ting borgen ( afb. 11 t/m 14, vanaf pagina 94).
aderdiameter
aderdiameter
2
2
tot 1,50 mm
aderdiameter
2
aderdiameter
MM100