Veiligheidsvoorschriften
4.5 Onregelmatigheden, incidenten, ongevallen
In geval van onregelmatigheden, lekken, zichtbare beschadiging of verminderde efficiëntie, niet
beginnen werken, maar laat het toestel bij een dealer controleren.
Als zich onregelmatigheden voordoen, lekken of storingen tijdens de werking, het apparaat wordt
onmiddellijk de stopschakelaar en onmiddellijk winkel uit te schakelen. Het apparaat kan pas weer
worden gebruikt als deze is gecontroleerd door een gespecialiseerde werkplaats en corrigeerde de
oorzaak van de storing.
In geval van ernstige storingen of ongelukken tijdens de werking van het apparaat zoals rook, sterke
geuren van het apparaat of het apparaat vlam direct opslaan en neem een veilige afstand. In geval
van brand, wordt het vuur onmiddellijk te waarschuwen.
4.6 Vellig omgaan met sproeimiddel
De contaminatie van het milieu, waterleidingnet en/of openbare riolering met sproeimiddel en reiniger
moet worden vermeden! Met behulp van geschikte werkwijzen en opvangcontainers moet worden
gegarandeerd dat er bij het mengen, vullen, gebruiken, ledigen, reinigen, onderhouden en transport
geen contaminatie plaats vindt.
Sproeimiddel en reinigingsmiddelen mogen nooit – ook niet door terugzuiging tijdens het vullen – in het
waterleidingnet raken, in de openbare riolering terechtkomen, worden gespoten op woeste grond, niet in
natuurlijke waterlopen terechtkomen of met het huisvuil worden meegegeven. Sproeimiddel en
reinigingsmiddelen of resten ervan moeten altijd in een geschikt reservoir worden opgevangen en
worden ingediend bij de inzamelpunten voor huishoudelijk chemisch afval. Voor informatie over de
inzamelpunten voor huishoudelijk chemisch afval kunt u terecht bij uw gemeentebestuur.
Vermijd direct contact met het sproeimiddel.
In geval van contact met de gezondheid gevaarlijke sproeimiddel, onmiddellijk de aangedane
lichaamsdelen met veel zuiver water spoelen, de kleding doorweekt met sproeimiddel onmiddellijk
veranderen en onmiddellijk een arts raadplegen.
Als u onwel wordt tijdens het werk of als u zich erg moe voelt, dient u het werk onmiddellijk te stoppen.
Als deze toestand aanhoudt, dient u onmiddellijk een arts te raadplegen.
Laat nooit kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met sproeimiddelen, omgaan met
sproeimiddelen.
Wanneer u van sproeimiddel verwisselt, moeten het sproeimiddelreservoir en alle onderdelen die met
het sproeimiddel in aanraking zijn gekomen worden gereinigd. Nadat u het sproeimiddelreservoir heeft
gereinigd, maar vóór u nieuw sproeimiddel in de rugspuit giet, dient u de rugspuit eerst met zuiver water
te laten werken om resten uit de slangen weg te spoelen. Daardoor worden eventuele chemische
reacties vermeden.
Spuit niet in kleine of afgesloten ruimten – gevaar voor vergiftiging door het sproeimiddel.
Sproeiapparaten mogen bijv. in serres enkel worden gebruikt wanneer er voor voldoende luchttoevoer
en -afvoer gezorgd is. De behandelde serres moeten worden gemerkt. Ze mogen pas opnieuw worden
betreden na een grondige ventilatie.
Op het einde van het werk maakt u het apparaat overeenkomstig paragraaf 12 klaar om het op te
bergen; reinig het gezicht en de handen grondig met zeep en zuiver water, doe de werkkledij uit en was
ze regelmatig.
Resten van sproeimiddel kunnen corrosie en dus beschadiging van het apparaat veroorzaken. Schenk
speciaal aandacht aan slijtageonderdelen, zoals sproeidoppen, filters en dichtingen.
4.7 Milieubescherming
Let op uw omgeving
Let op dieren die zich in de werkzone kunnen ophouden!
Bedenk dat ook lawaai een belasting voor het milieu inhoudt. Hou de eventuele rusttijden in acht (deze
kunnen lokaal verschillend zijn)!
De contaminatie van het milieu, waterleidingnet en/of openbare riolering met sproeimiddel en reiniger
moet worden vermeden! Met behulp van geschikte werkwijzen en opvangcontainers moet worden
gegarandeerd dat er bij het mengen, vullen, gebruiken, ledigen, reinigen, onderhouden en transport
geen contaminatie plaats vindt.
Bij het sproeien van sproeimiddel moet met behulp van geschikte maatregelen en werkwijzen worden
verzekerd dat het ongewild vrijkomen van sproeimiddel op andere oppervlakken tot een minimum
wordt beperkt en het afdrijven in de omgeving wordt verhinderd.
NEDERLANDS 6