Mogelijke fouten tijdens de installatie
Let erop dat de luchtuitlaat niet geblokkeerd is, om beschadigingen van het apparaat te voorkomen.
De luchtafvoerslang mag niet geknikt worden (afb.4).
Bedienveld
⑨ ⑩
⑧
1
Power
2
Modus
3
Slaapmodus
4
Temperatuur -
5
Temperatuur +
6
Timer
7
Ventilator
8
Ontvanger afstandsbediening
9
Waterreservoir-indicator
10 Compressor-indicator
1. POWER: De knop indrukken om het apparaat in resp. uit te schakelen. Het apparaat start bij het inschakelen
automatisch in de koelmodus met lage ventilatorsnelheid.
2. MODUS: Na het inschakelen van het apparaat de modus-knop indrukken om tussen koel-, ontvochtigings- en
ventilatormodus te wisselen.
3. VENTILATOR: Deze knop na het inschakelen van het apparaat indrukken en de gewenste snelheid van de
ventilator instellen.
4. TEMPERATUUR - / TEMPERATUUR +: Het apparaat op koelmodus instellen en met deze knoppen de
gewenste kamertemperatuur instellen (16-31 °C).
5. SLAAPMODUS: Het apparaat op koelmodus instellen en deze knop indrukken om de slaapmodus te
activeren resp. deactiveren.
6. TIMER: Het apparaat inschakelen of het in stand-bymodus laten staan en deze knop indrukken om de timer in
te stellen. U kunt de gewenste in- resp. uitschakeltijd met de knoppen ▲en ▼ instellen (1h-24h).
⑪ ⑫
⑬
⑦
⑥
⑤
11
12
13
14
15
16
17
18
19
⑭
⑮ ⑯ ⑰ ⑱ ⑲
④
③
Indicator voor hoge ventilatorsnelheid
Indicator voor lage ventilatorsnelheid
Timer-indicator
Display-weergave
Slaapmodus-indicator
Koelmodus-indicator
Ontvochtigingsmodus-indicator
Ventilatormodus-indicator
Power-indicator
②
①
38