1. Het voorwiel monteren: (Figuur 1)
Schuif een sluitring op de vooras (A). Schuif de voorwielen op de vooras. Druk
op het midden van het wiel (B) en klik het op zijn plaats. Trek voorzichtig aan
het wiel om ervoor te zorgen dat het veilig is. Als het wiel loskomt, herhaal dan
de eerste drie stappen. Herhaal de stap voor het resterende voorwiel.
2. Het rechter achterwiel monteren: (Fig.2)
Schuif het achterwiel met de tandwieltanden naar binnen gericht op de
achteras (A). Lijn de tandwieltanden op het wiel uit met de groeven op de
versnellingsbak (8). Druk op het midden van het wiel en klik het op zijn plaats.
Trek voorzichtig aan het achterwiel om ervoor te zorgen dat het stevig op de
as is bevestigd.
3. Monteer de buitenspiegels: (Fig.3)
Verwijder de schroef (A) en moer (B) van de spiegels voordat u deze bevestigt.
Steek de linker zijspiegel in de gleuf aan de zijkant van de carrosserie. Duw
hem in de sleuf. Plaats de schroef (A) en draai de moer (B) vast om de spiegel
te bevestigen. Herhaal de stappen voor de rechter zijspiegel.
4. Montage van het stuurwiel (Fig.4)
Verwijder de schroef en moer van het stuurwielstel vooraleer het te bevestigen.
Steek de connector van het stuur (A) in de dashboardconnector (B). Steek het
stuurwiel in de stuurstang en doe de schroefgaten van het stuur en de
stuurstang overeenkomen. Steek de schroef door het gat en zet de moer vast.
5. Verbind de stroom: (Fig.5)
Sluit de connector op de batterij aan op de connector op de bok.
6. De stoel monteren: (Fig.6)
Plaats de stoel over het batterijcompartiment. Klik de haak op de achterkant
van de stoel in de lege sleuf op de carrosserie. Draai de duimschroef met de
klok mee op de stoel om hem goed op zijn plaats te vergrendelen.
7. Het batterijgebruik van de afstandsbediening: (Fig. 7)
Koop 2* 1,5 V AAA-batterijen, open het batterijdeksel met een schroeven-
draaier (niet meegeleverd). Plaats de twee batterijen op de juiste wijze
(polariteit) in de batterijruimte en sluit als laatste het batterijdeksel.
Gebruiksaanwijzing:
A. Vooruit en achteruit
Om het voertuig in te schakelen draait u de stroomschakelaar naar "I." Om het
voertuig uit te schakelen , draait u de stroomschakelaar naar "O". Duw de
schakelaar vooruit om vooruit te rijden. Trek de schakelaar achteruit om
achteruit te rijden. Druk op het voetpedaal om te rijden. Laat het voetpedaal
los om te stoppen (Fig. A).
Steek de MP3-kabel in de MP3-aansluiting en verbind met uw apparaat.
Schakel de MP3 in door aan de knop Aan/uit te draaien. Draai aan de
draaiknop om het volume aan te passen.
Schakel de radio in door aan de draaiknop te draaien; stel de radio in met
indrukken van de knop
"Reset" en "Tuning".
Druk op de linker en rechter stuurknoppen voor claxon- en motorgeluiden.
Indicator batterijvermogen: Druk op de indicatorknop van de voeding om het
batterijniveau te controleren.
• Drie lampjes: De batterij is volledig opgeladen.
• Twee lampjes: Het batterijniveau is laag.
• Een lampje: Het batterijvermogen is lager dan 9,5 V en de batterij moet
worden opgeladen.
Automatische uitschakelfunctie:
De auto wordt automatisch uitgeschakeld na 2 uur inschakelen en de auto
heeft geen enkele functie. Schakel de stroomschakelaar in om de auto opnieuw
op te starten en de functies zijn normaal.
B. Stuurwielfunctie (Fig. B)
Druk op de linker en rechter knoppen op het stuur om
geluiden te maken. Opmerking: De stuurwielconnector moet op de
dashboardconnector zijn bevestigd om geluiden te maken. (Figuur B)
C. Gebruik van de deur
Trek de hendel naar buiten, de deurbout springt automatisch naar binnen,
en de deur wordt geopend. De deur lichtjes indrukken en de deur sluit.
D. Werking van de afstandsbediening: (Fig. D)
1. Druk op de "Vooruit"-knop, het voertuig beweegt vooruit; druk op de
"achteruit"-knop, het voertuig loopt achteruit. Snelheid hangt af van de
versnellingsstand op de afstandsbediening.
2. De "snelheids"-knop is de regelknop voor de snelheid en kan op drie
snelheden ingesteld worden. Druk op de knop om de corresponderende
snelheid te kiezen. LED's tonen synchroon daarmee volledige verlichting bij
hoogste snelheid, één lamp bij de langzaamste.
3. Druk op de "linker"-knop, het voertuig gaat naar links; druk op de
"rechts"-knop, het voertuig gaat naar rechts.
4. Druk op de "stop"-knop om het voertuig te laten stoppen, terwijl de LED een
Flow (stroming) toont. Druk daarna op andere knoppen op de afstandsbedien-
ing en het voertuig rijdt opnieuw volgens de functie van de knoppen.
5. Het voertuig heeft een soft start en soft stop functie.
6. Als de afstandsbediening meer dan 5 sec. niet gebruikt wordt, dient hij over
te gaan in de slaap (stroombesparende) stand,
7. Het voertuig zal automatisch uitschakelen als het tien uur niet gebruikt
wordt.
E. Code afstandsbediening bij E-auto: (Fig. E)
Druk gelijktijdig op de vooruit, achteruit en snelheids-knoppen. Oplichtende
LED-lampen tonen de status in de code. Druk nu gedurende 5 seconden op de
aan/uit-knop en de automatisch code wordt voltooid en de LED-lampen gaan
terug naar hun normale heldere status. Statusherstel zal automatisch gesloten
worden als gedurende 5 sec. geen bediening plaatsvindt. Herhaal, als de code
niet correct is, de bovenstaande actie.
F. Opladen batterij
Batterij opladen; Laad de batterij op als deze bijna leeg is.
Schakel het voertuig uit en steek de connector van de lader in de laderstand
om op te laden. Opgelet: Gebruik het voertuig niet tijdens het opladen.
Warmtezekering:
Het voertuig is uitgerust met een warmtezekering om het elektrisch circuit te
beveiligen. Als het voertuig stopt tijdens gebruik zal de zekering na een tijdje
automatisch resetten, waardoor de auto weer normaal zal werken.
16. Vervang, als de afstandsbediening weinig vermogen meer heeft,
de batterijen.
17.
18.
18