Ingebruikneming
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet worden
uitgevoerd door een elektro-installateur
en voldoen aan IEC 60364.
Geadviseerd wordt om in de elektrische
aansluiting van dit apparaat een
foutstroomschakelaar op te nemen die
de netspanning onderbreekt wanneer
een waarde van 30 mA gedurende
30 ms wordt overschreden, of een
aardingscontrole.
Let op!
Spanning op het typeplaatje moet
overeenkomen met de toevoerspanning.
Let op!
Gebruik een verlengkabel met
voldoende leidingdiameter (10 m =
1,5 mm², 30 m = 2,5 mm²) en wikkel de
kabel geheel van de kabeltrommel.
Zie voor aansluitwaarden typeplaatje/
technische gegevens.
Wateraansluiting/zuigfunctie
Aansluiting op waterleiding
Let op!
Neem de voorschriften van de
waterleidingmaatschappij in acht;
volgens DIN 1988 mag het apparaat
niet rechtstreeks op de openbare
drinkwatervoorziening worden
aangesloten. Aansluiting gedurende korte
tijd via een terugstroomblokkering
(bestelnr. 6.412-578) is toegestaan.
Zie voor aansluitwaarden de technische
gegevens.
Sluit een toevoerslang (niet
meegeleverd) aan op de
wateraansluiting van het apparaat en op
de watertoevoer (b.v. waterkraan).
Open de watertoevoer.
Water aanzuigen uit een open reservoir
Schroef de zuigslang met filter (bestelnr.
4.440-238) vast op de wateraansluiting.
Apparaat ontluchten
Wanneer u het apparaat wilt ontluchten,
dient u de sproeier los te schroeven en
het apparaat te laten lopen tot het water
zonder bellen naar buiten komt.
Schakel het apparaat vervolgens uit en
schroef de sproeier weer vast.
Bediening
Gevaar!
!
Neem bij het gebruik van het
apparaat bij tankstations of op andere
gevaarlijke plaatsen de geldende
veiligheidsvoorschriften in acht.
Let op!
Reinig motoren alleen op plaatsen
met een geschikte olieafscheider (denk om
het milieu).
Let op!
Was dieren alleen met de lagedruk-
vlakstraal (zie „Straalsoort instellen").
Let op!
Een langdurig gebruik van het
apparaat kan leiden tot
doorbloedingstoringen in de handen als
gevolg van trillingen.
Een algemeen geldige duur voor het
gebruik kan niet worden vastgelegd, omdat
deze afhankelijk is van een aantal
invloedsfactoren:
Persoonlijke aanleg voor slechte
doorbloeding (vaak koude vingers,
kriebelen in de vingers).
Lage omgevingstemperatuur. Warme
handschoenen ter bescherming van de
handen dragen.
Nederlands
47