Bosch DLE 70 Professional Manual Del Usuario página 56

Ocultar thumbs Ver también para DLE 70 Professional:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 31
OBJ_DOKU-39859-001.fm Page 56 Thursday, August 14, 2014 9:32 AM
56 | Nederlands
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkali-
mangaanbatterijen of accu's geadviseerd.
Met 1,2 V-accu's zijn minder metingen mogelijk dan met
1,5 V-batterijen.
Als u het batterijvakdeksel 19 wilt openen, drukt u op de
vergrendeling 18 in de richting van de pijl en verwijdert u het
batterijvakdeksel. Plaats de batterijen of accu's. Let daarbij
op de juiste poolaansluitingen, zoals aangegeven op de bin-
nenzijde van het batterijvak.
Als het batterijsymbool
voor het eerst in het display ver-
schijnt, zijn nog minstens 100 metingen mogelijk. Als het bat-
terijsymbool knippert, moet u de batterijen of accu's vervan-
gen. Metingen zijn niet meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen of accu's tegelijkertijd. Gebruik
alleen batterijen of accu's van één fabrikant en met dezelfde
capaciteit.
 Neem de batterijen of accu's uit het meetgereedschap
als u het langdurig niet gebruikt. Als de batterijen of ac-
cu's lang worden bewaard, kunnen deze gaan roesten en
leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
 Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel
zonlicht.
 Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tem-
peraturen of temperatuurschommelingen. Laat het bij-
voorbeeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat het meetge-
reedschap bij grote temperatuurschommelingen eerst op
de juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik
neemt.
 Voorkom heftige schokken of vallen van het meetge-
reedschap. Na sterke externe inwerkingen op het meetge-
reedschap dient u, voordat u de werkzaamheden voortzet,
altijd een nauwkeurigheidscontrole uit te voeren (zie
„Nauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap",
pagina 60).
In- en uitschakelen
 Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbe-
heerd achter en schakel het meetgereedschap na ge-
bruik uit. Andere personen kunnen door de laserstraal
verblind worden.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u kort op
de aan/uit-toets 14 of op de toets Meten 10. Bij het inschake-
len van het meetgereedschap wordt de laserstraal nog niet in-
geschakeld.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u lang op
de aan/uit-toets 14.
Als er ca. 5 minuten geen toets op het meetgereedschap
wordt ingedrukt, wordt het meetgereedschap automatisch
uitgeschakeld om de batterijen te ontzien.
1 609 92A 0L8 | (14.8.14)
Als er een meetwaarde is opgeslagen, blijft deze na het automa-
tisch uitschakelen bewaard. Na het opnieuw inschakelen van
het meetgereedschap wordt „M" in het display weergegeven.
Meten
Na het inschakelen werkt het meetgereedschap in de functie
lengtemeting. Andere meetfuncties kunt u instellen door op
de bijbehorende functietoets te drukken (zie „Meetfuncties",
pagina 57).
Als referentievlak voor de meting is na het inschakelen de ach-
terkant van het meetgereedschap gekozen. Door op de toets
Referentievlak 1 te drukken, kunt u het referentievlak wijzigen
(zie „Referentievlak kiezen (zie afbeeldingen B–E)",
pagina 56).
Na het kiezen van de meetfunctie en het referentievlak vinden
alle overige stappen plaats door het indrukken van de toets
Meten 10.
Plaats het meetgereedschap met het gekozen referentievlak
tegen de gewenste meetlijn (bijvoorbeeld tegen de muur).
Duw voor het inschakelen van de laserstraal op de toets
Meten 10.
 Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
Richt de laserstraal op het doeloppervlak. Druk opnieuw op
de toets Meten 10 om de meting te starten.
Bij een ingeschakelde permanente laserstraal en in de func-
ties minimum- en maximummeting begint de meting al nadat
de meettoets 10 voor het eerst wordt ingedrukt.
De meetwaarde verschijnt meestal binnen 0,5 seconden en
uiterlijk na 4 seconden. De duur van de meting is afhankelijk
van de afstand, de lichtomstandigheden en de weerspiege-
lingseigenschappen van het doeloppervlak. Het einde van de
meting wordt aangegeven door een geluidssignaal. Na beëin-
diging van de meting wordt de laserstraal automatisch uitge-
schakeld.
Als ca. 20 seconden na het richten geen meting plaatsvindt,
wordt de laserstraal automatisch uitgeschakeld om de batte-
rijen te sparen.
Referentievlak kiezen (zie afbeeldingen B–E)
Voor de meting kunt u uit vier verschillende referentievlakken
kiezen:
– de achterkant van het meetgereedschap (bijvoorbeeld als
het tegen een muur wordt geplaatst),
– de achterkant van de aanslagstift 15 (bijvoorbeeld voor
metingen uit hoeken),
– de voorkant van het meetgereedschap (bijvoorbeeld bij
het meten vanaf de rand van een tafel),
– de schroefdraad 17 (bijvoorbeeld voor metingen met
statief).
Druk voor de keuze van het referentievlak zo vaak op de toets
1 tot in het display het gewenste referentievlak wordt weerge-
geven. Na het inschakelen van het meetgereedschap is altijd
de achterkant van het meetgereedschap als referentievlak
vooraf ingesteld.
Bosch Power Tools

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido