HET GEBRUIK VAN DE FLITSER BIJ ANDERE CAMERA INSTELLINGEN
Sluitertijd voorkeuze
Door de S mode op uw camera te gebruiken kunt u sluitertijden van 30 sec. tot 1/X synchronisatie
gebruiken. Indien u de gewenste sluitertijd heeft ingesteld zal de camera de juiste diafragmawaarde
voor de achtergrond kiezen. Indien het onderwerp te donker of te licht is zal de diafragma-indicatie
knipperen en zal de begrensde diafragmawaarden tonen (maximale of minimale waarde). In dit geval
zal de camera de begrensde waarde kiezen en zal het hoofdonderwerp correct worden belicht maar
bestaat de kans dat de achtergrond wordt onder- of overbelicht.
Diafragma voorkeuze
Door de A mode op uw camera te gebruiken zal de camera de juiste sluitertijd voor de achtergrond
kiezen. Indien het onderwerp te licht of te donker is zal de sluitertijden indicatie gaan knipperen en de
en zal de begrensde sluitertijden tonen (de langzaamste- en snelst mogelijke sluitertijd). De snelste
sluitertijd zal altijd tot de max. flitssynchronisatietijd van de camera worden beperkt. In dit geval zal de
camera de uiterste waarde kiezen en zal het hoofdonderwerp correct worden belicht maar bestaat de
kans dat de achtergrond wordt onder- of overbelicht.
Handmatige instelling (M mode)
U kunt zelf de gewenste sluitertijd en diafragmawaarde instellen. Sluitertijden van de max.
synchronisatietijd tot "bulb" zijn mogelijk. Indien u de belichting instelt overeenkomstig de indicatie van
de belichtingsmeter zal de camera net zo functioneren als bij "invulflits bij daglicht" of "synchronisatie
bij lange sluitertijden".
■ Bij de SD9 en SD10 kunnen, afhankelijk van de ingestelde ISO waarde, (te) lange sluitertijden
worden gekozen. Meer informatie hierover kunt u in het hoofdstuk over de diverse belichtings
methoden vinden.
MAXIMALE PRESTATIES BIJ CONTINU FOTOGRAFEREN.
Om oververhitting te voorkomen dient u uw flitser tenminste 10 minuten niet te gebruiken na het aantal
flitsen in de onderstaande tabel:
TTL, M(1/1,1/2)
M(1/4, 1/8)
M(1/16-1/32)
HANDMATIGE FLITSINSTELLING
Als de opname moeilijk correct te belichten is met de TTL instelling, is het aan te bevelen om de flitser
handmatig in te stellen. Met de handmatige instelling is het mogelijk om de flitsintensiteit in te stellen
van 1/1 (volledig) tot 1/128.
1. Stel de belichting van de camera in op de M mode
2. Druk op de MODE toets om M(anual) te selecteren
3. Het richtgetal knippert wanneer u op de SEL toets drukt.
4. Druk op de
+ of – toets om de gewenste flitsintensiteit in te
stellen.
5. Als u nogmaals op de SEL toets drukt, zal de ingestelde
flitsintensiteit stoppen met knipperen en zichtbaar blijven.
6. Stel scherp door de ontspanknop van de camera half in te drukken. Lees de afstand af van de
scherpstelring. Regel daarna de diafragmawaarde of de lichtintensiteit zo af dat de afstand ongeveer
gelijk wordt aangegeven op het LCD display van de flitser.
7. Na het oplichten van het OK lampje, is de camera klaar voor opname.
■ Met behulp van onderstaande formule is het mogelijk de correcte belichting te berekenen:
Richtgetal : Afstand tot het onderwerp = Diafragma opening
De flitser berekent de juiste instelling eveneens met deze formule (zie de tabel 1 op de vorige pagina)
Mode
Multi
Aantal flitsen
20 flitsen achter elkaar
25 flitsen achter elkaar
40 flitsen achter elkaar
10 cycli
82