Aansluiten van het toestel
Instellen van de versterking voor
een gesynchroniseerde versterker
Nadat u de luidsprekerdraden heeft aangesloten,
dient u de versterking voor elke gesynchroniseerde
versterker in te stellen. Alle gesynchroniseerde
versterkers volgen de instellingen van de
hoofdversterker.
Snelle instelling van de
versterking
Zet de versterking van elke gesynchroniseerde
versterker op NORMAL. Deze instelling zorgt voor
een gebalanceerd uitgangsniveau en is geschikt voor
de meeste toepassingen.
Aansluiten van de luidsprekerdraden
Sluit de luidsprekerdraden aan overeenkomstig de configuratie van uw systeem aan de hand van de
afbeeldingen op deze en de volgende bladzijde.
Enkele versterker
• De maat van de luidsprekerbedrading moet tenminste 12 AWG bedragen.
• Het vermogen hangt mede af van de combinatie van de luidsprekers, maar de impedantie moet 2 Ω of hoger
zijn.
De MODE SELECT schakelaar
moet op MASTER staan.
9
Geavanceerde instelling van de
versterking
Regel de versterking van alle gesynchroniseerde
versterkers, te beginnen met de hoofdversterker.
1. Laat het systeem een sinusgolf reproduceren op
een laag uitgangsniveau.
2. Neem een voltmeter en meet het uitgangsniveau
van de hoofdversterker.
3. Meet nu met de voltmeter het uitgangsniveau van
de gesynchroniseerde versterker.
4. Regel het uitgangsniveau van de
gesynchroniseerde versterker zo dat dit
overeenkomt met dat van de hoofdversterker.
5. Herhaal deze procedure voor elk van de
gesynchroniseerde versterkers, in de juiste
volgorde.
Aansluiten op een autostereo.
Zie het "Aansluitschema" voor details.
2 Ω
minimum
1.000 W