Descargar Imprimir esta página

Onderhoud - Scheppach HBS20 Traducción Del Manual De Instrucciones Original

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 210
Voor het bewerken van smalle werkstukken met
handtoevoer de schuifstok gebruiken. Voor schui-
ne zaagsnedes de zaagtafel in de overeenkom-
stige positie brengen en het werkstuk tegen de
lengte-aanslag geleiden.
• Zorg voor een veilige werkstukgeleiding. Bij boch-
tige of onregelmatige zaagsnedes van het werk-
stuk deze met beide handen, en gesloten vingers
gelijkmatig naar voren schuiven. Met de handen
het veilige gedeelte van het werkstuk vasthouden.
• Voor herhaaldelijk uitvoeren van bochtige, onregel-
matige zaagsnedes een hulpsjabloon gebruiken.
Bij het zagen van rondhout moet et werkstuk wor-
den beveiligd tegen verdraaien. Voor veilige werk-
zaamheden bij dwarszaagsnedes moet de speci-
ale accessoire afkortgeleider worden gebruikt.
10.1 Parallelle aanslag (afb. 7)
De parallelle aanslag wordt gebruikt voor de gelei-
ding bij langzaagsnedes.
• Lengte-aanslag (5) door het indrukken van de
klemhendel (M) in de gewenste positie vastklem-
men.
10.2 Schuine zaagsnedes (afb. 1, 5, 6, 14)
• Om schuine zaagsnedes parallel ten opzichte van
de zaagband (afb. 14) te kunnen uitvoeren, is het
mogelijk om de zaagtafel (6) van 0° - 45° naar vo-
ren te kantelen.
• Parkeergreep (afb. 5+6) ontgrendelen.
• Zaagtafel (6) naar voren kantelen, tot de gewenste
hoekafmeting in graden is ingesteld. (afb. 5+6)
• Parkeergreep (F) (afb. 5+6) weer aanhalen.
• Let op: Bij een schuine zaagtafel (6) moet de leng-
te-aanslag (5) in werkrichting rechts van de zaag-
band (afb. 14) ten opzichte van de neerwaarts
gerichte zijde worden geplaatst (voor zover de
werkstukbreedte dit toestaat) om het werkstuk te-
gen wegslippen te borgen.
Let op! Na elke nieuwe instelling adviseren wij een
testrun om de ingestelde afmetingen te controleren.
• Bij alle zaagwerkzaamheden moet de bovenste
bandgeleiding (4) zo dicht mogelijk tegen het werk-
stuk worden geplaatst.
• Het werkstuk moet altijd met beide handen gelei-
den en vlak op de bandzaagtafel (6) worden ge-
houden om een vastklemmen van de zaagband
te vermijden.
• De toevoer moet altijd met gelijkmatige druk ge-
schieden, die net voldoende is, zodat de zaagband
probleemloos door het materiaal snijdt maar niet
blokkeert.
• Altijd de lengte-aanslag (5) voor alle zaagwerk-
zaamheden gebruiken waarvoor deze kan worden
ingezet.
• Het is beter één zaagsnede tijdens een werkhan-
deling uit te voeren dan in meerdere gedeeltes
waardoor zo mogelijk een terugtrekking van het
werkstuk kan zijn vereist. Als een terugtrekken
desondanks niet kan worden vermeden, moet de
bandzaag eerst worden uitgeschakeld en het werk-
stuk worden teruggetrokken nadat de zaagband tot
stilstand is gekomen.
• Tijdens het zagen moet het werkstuk altijd met de
langste zijde worden geleid.
Let op! Tijdens het bewerken van smalle werkstuk-
ken moet absoluut een schuifstok worden gebruikt.
206
NL
De schuifstok (L) moet altijd binnen handbereik op
de daarvoor aangebrachte haak aan de zijkant van
de zaag worden bewaard (afb. 6.1).
10.3 Uitvoeren van langzaagsnedes (afb. 15)
Hierbij wordt een werkstuk in de lengterichting door-
gezaagd.
• Lengte-aanslag (5) aan de linkerzijde (voor zover
mogelijk) van de zaagband (afb. 15) overeenkom-
stig de gewenste breedte instellen.
• Zaagbandgeleiding (4) op het werkstuk neerlaten.
• Zaag inschakelen.
• Een kant van het werkstuk met de rechterhand te-
gen de lengte-aanslag (5) drukken, terwijl het op-
pervlak op de zaagtafel (6) ligt.
• Werkstuk met gelijkmatige toevoer langs de lente-
aanslag (5) in de zaagband (afb. 15) schuiven.
• Belangrijk: Lange werkstukken moeten worden
geborgd om te voorkomen dat ze aan het einde
van de zaaghandeling omlaag vallen (bijv. met rol-
staander).
10.4 Uitvoeren van schuine zaagsnede (afb. 13)
• Zaagtafel op gewenste hoek instellen (zie „Schuine
zaagsnedes".
• Handeling net als onder „Uitvoeren van langzaag-
snedes" beschreven, uitvoeren
10.5 Handen vrij zagen (afb. 16)
Een van de belangrijkste eigenschappen van een
bandzaag is het probleemloos zagen van bochten
en radii.
• Zaagbandgeleiding (4) op het werkstuk neerlaten.
• Zaag inschakelen.
• Werkstuk goed op de zaagtafel (6) drukken en
langzaam in de zaagband schuiven.
• In een groot aantal gevallen is het praktisch om
bochten en hoeken ongeveer 6 mm van de lijn grof
uit te zagen.
• Als u bochten moet zagen, die voor de gebruikte
zaagband te smal zijn, moeten hulpzaagsnedes tot
aan de voorzijde van de bocht worden gezaagd,
zodat dit als houtafval wegvalt als de definitieve
radius wordt gezaagd.
Let op!
Bij alle zaagwerkzaamheden moet de bovenste band-
geleiding (4) zo dicht mogelijk tegen het werkstuk
worden geplaatst.
• Open hiertoe de verstelbare greep voor de veilig-
heidsinrichting van de zaagband (13). (afb. 1)
• Breng de bovenste zaagbandgeleiding (4) en de
veiligheidsinrichting van de zaagband (3) zo dicht
mogelijk tegen het werkstuk worden geplaatst.
• Sluit vervolgens de verstelbare greep voor de veilig-
heidsinrichting van de zaagband (13).

11. Onderhoud

Attentie! Telkens voor het instellen, het uitvoeren
van onderhoud of reparaties de stekker uit het stop-
contact trekken!
Algemene onderhoudswerkzaamheden
Veeg van tijd tot tijd met een doek houtkrullen en stof
van de machine af. Olie om de levensduur van het
apparaat te verlengen eenmaal per maand de draai-
ende

Publicidad

loading