De MICROSENSOR moet op nul ingesteld
worden bij atmosferische druk voordat deze
geïmplanteerd wordt.
Het transductorelement is lichtgevoelig en moet
tijdens de nulinstelling en tijdens het gebruik
beschermd worden tegen directe lichtbronnen.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen van hechtingen
op de sensor. Wanneer de hechtingen te strak
worden aangebracht, kan de sensorbehuizing
inzakken, waardoor de interne bedrading
beschadigd raakt.
Stel de ICP-transductor niet bloot aan
oplosmiddelen of reinigingsmiddelen, met inbegrip
van alcohol; dit kan leiden tot onjuiste metingen van
de intracraniale druk.
Vermijd rechtstreeks contact met het
sensorelement van de transductor.
Positioneer, om precieze ICP-metingen
te garanderen, tijdens de bewaking van
de subdurale druk het sensorelement van
de transductortip in de richting van de cortex.
Lees alle instructies bijgesloten met de
ICP EXPRESS monitor vóór het gebruik.
Gebruik CODMAN patiëntmonitor-interfacekabels
alleen met de monitors waarvoor ze specifiek
ontworpen en aangeduid zijn.
De punt van de transductor of katheter niet
vertikaal in een diepe bak of kom met steriel water
of een steriele zoutoplossing onderdompelen.
Dit zal een hydrostatische druk uitoefenen
op het transductormembraan die groter
is dan atmosferisch nul, wat tot een onjuiste
nulinstelling zal leiden.
De punt van de MICROSENSOR transductor
moet nat blijven tijdens de nulinstelling.
Blootstelling aan elektrostatische ontladings-
(ESD)-energie kan dit apparaat beschadigen.
Hoge niveaus van ESD kunnen de elektronische
componenten beschadigen, waardoor
de transductor niet meer nauwkeurig
werkt of onbruikbaar wordt. Neem alle
voorzorgsmaatregelen om het opbouwen van
elektrostatische lading tijdens het gebruik van het
product te beperken en raak de connectorpinnen
van de transductor niet aan. Raadpleeg voor
meer details het gedeelte Informatie over
elektrostatische ontlading (ESD).
Het gebruik van een defibrillator of andere
elektrochirurgische apparatuur, bijv. monopolaire,
bipolaire, diathermie, kan schade veroorzaken aan
de MICROSENSOR. Dit kan leiden tot permanente
of tijdelijke onbruikbaarheid van de sensor.
Bijwerkingen
Op de plaats waar de transductor geplaatst is,
kan bloeding afkomstig uit de schedel, de cortex
of de dura optreden. Voordat de bout wordt
ingebracht, moet de bloedstollingsfactor van de
patiënt bepaald worden.
De behandelend neurochirurg is als enige
verantwoordelijk voor beslissingen met betrekking
tot de mogelijkheid van subarachnoidale,
intracerebrale of extracerebrale bloeding op de
plek van de plaatsing.
Infectie, subcutane liquor-lekkage en neurologi-
sche sequelae zijn potentiële complicaties van
deze procedure.
Aansluiting en nulinstelling
van de transducer
OPGELET: Lees alle instructies bijgesloten met
de ICP EXPRESS monitor vóór het gebruik.
OPGELET: De MICROSENSOR moet op nul
ingesteld worden bij normale atmosferische druk
voordat deze geïmplanteerd wordt.
1. Sluit de MICROSENSOR aan op de
ICP EXPRESS monitor met de juiste steriele
transductor interface-kabel. Gebruik kabel
model 82-6636. Voor gebruik moet de kabel
gesteriliseerd worden. Raadpleeg de bijsluiter van
de kabel voor informatie m.b.t. het steriliseren.
2. Indien nodig, sluit de ICP EXPRESS monitor
aan op een beschikbaar drukkanaal op een
externe patiëntmonitor met gebruik van een
CODMAN patiëntmonitor-interfacekabel.
OPGELET: Gebruik CODMAN patiëntmonitor-
interfacekabels alleen met de monitors
waarvoor ze specifiek ontworpen en aangeduid
zijn. Zet de twee borgschroeven op de kabel vast
om een ongewenste ontkoppeling tijdens gebruik
te vermijden.
3. Zet het op nul en calibreer de externe
patiëntmonitor volgens de aanwijzingen
bijgesloten met de ICP EXPRESS monitor,
alsmede de instructies voor de externe
patiëntmonitor.
15