Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
Mocht de lucht in de installatie teveel vocht en olie bevat-
ten, gebruik dan een droogfilter teneinde te voorkomen
dat er een overmatige oxidatie en slijtage van verbruik-
sonderdelen plaatsvindt, dat de toorts wordt beschadigd
en dat de snijsnelheid en snijkwaliteit minder worden.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukrege-
laarvan een compressor of een centrale installatie, moet de
drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet
meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkomsti-
ge is van een fles, moet deze zijn voorzien van een redu-
ceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtstreeks aan
op de drukregelaar van het apparaat! De druk zou de
capaciteit van de verminderaar drukregelaar te boven
kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontploffen!
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de
kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding
van de installatie, de overige draden moeten op de fase dra-
den worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk
dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een
snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zeke-
ringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door
het apparaat verbruikte stroom I
De verbruikte stroom I
gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de
beschikbare voedingsspanning U
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die
voldoende groot is voor de verbruikte stroom I
3 GEBRUIK
Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC
HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig
door, en controleer verder of de isolatie van de kabels
onbeschadigd is.
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat
het lampje D branden.
Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de per-
sluchtstroom geopend.
Aangezien de boog niet ontstoken is, komt de lucht slechts
gedurende 5 sec. uit de snijtoorts.
Stel in deze toestand de druk, die wordt aangegeven op de
manometer F, op 3,5 bar (0.35 MPA) in door middel van de
knop E van de drukregelaar, en blokkeer de knop weer door
hem omlaag te drukken.
Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden moet
worden.
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact
worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het
werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de mas-
sakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aange-
sloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel,
met behulp van de klem van de massakabel of met behulp
van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid
is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten
worden genomen om zwerfstromen te vermijden.
Kies de snijstroom door middel van de knop M.
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een goed
elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte, geoxi-
deerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekledingen.
36
.
1
wordt afgeleid uit de technische
1
.
1
.
1
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet
worden weggenomen.
Druk op de
toortsschakelaar om de vonkenboog in te
schakelen. Als het snijden na 2 seconden nog niet begint,
gaat de vonkenboog uit en moet de schakelaar opnieuw
worden ingedrukt om de boog weer te ontsteken.
Het snijden dient te worden gestart zoals aangegeven op
afb. 2a, niet zoals op afb. 2b
fig.2/A
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er
gedurende nog ongeveer 40 seconden lucht uit de snijtoorts
komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is.
Voor het snijden van geperforeerde platen of roosters moet
de functie
"Pilot self restart" worden geactiveerd met de
knop P (led O brandt).
Aan het einde van het snijden zal de hoogfrequentboog
automatisch opnieuw ontstoken worden, als de knop inge-
drukt gehouden wordt.
Gebruik deze functie alleen als dat noodzakelijk is, om te
voorkomen dat de elektrode en de snijhuls onnodig slijten.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet
worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet
de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht
worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het
mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het door-
boren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
3.1 VERVANGING VAN DE AAN SLIJTAGE ONDERHEVI-
GE ONDERDELEN
Schakel het apparaat altijd uit, voordat u de aan slijtage
onderhevige onderdelen gaat vervangen.
• De elektrode moet worden vervangen als hij op de
voorkant een gat heeft van ongeveer 1 mm.
• De snijhuls moet worden vervangen wanneer het gat niet
egaal rond meer is, en het snijvermogen afneemt.
• De isolatiering moet worden vervangen als hij op sommige
plekken zwart geworden is. Vanwege de kleine afmetingen is
het heel belangrijk dat de ring goed gericht wordt tijdens de
montage (zie afb. 4).
• De snijhulshouder moet worden vervangen wanneer het
isolerende gedeelte beschadigd is
Controleer of de elektrode T, de isolatiering U en de snijhuls
V correct gemonteerd zijn, en of de snijhulshouder W goed
vastgeschroefd zit.
Is dat niet het geval, dan kan dat de werking van het appa-
raat, en in het bijzonder ook de veiligheid van de bediener, in
gevaar brengen.
fig. 2/B