Pak het vrije uiteinde van de man-
chet, leg deze strak om de arm en
sluit het klittenband. Plaats de
manchet zodanig dat de slang mid-
den op de elleboog ligt, op de slag-
ader, terwijl de onderrand van de
manchet ongeveer 2 – 3 cm boven
2 – 3 cm
de elleboog ligt.
2 – 3 cm
De manchet moet stevig, maar niet
te strak zitten. U moet twee vingers
All manuals and user guides at all-guides.com
tussen de arm en het manchet kun-
nen steken.
Denk eraan dat het onjuist
aanleggen van de manchet tot
een onjuiste meting kan leiden.
Controleer met behulp van de mar-
kering op de rand van de manchet
of de maat goed is: de witte pijl
3.4_1
moet binnen de rode markerings-
balk liggen. Als de witte pijl buiten
de rode markering ligt dient u een
andere manchetgrootte te gebrui-
ken (zie Hoofdstuk 7: „Toebehoren
3.4_1
en onderdelen"). Voor de meting
moet u de rode aansluitstekker van
de manchet in de rode manche-
taansluiting aan de linkerzijde van
het apparaat steken.
4. Meting van de bloeddruk
Wij adviseren de bloeddruk zittend
te meten. Leg de arm met de hand-
palm naar boven ontspannen op
een stevige ondergrond en let erop
dat de manchet zich ter hoogte van
het hart bevindt.
Schakel het apparaat pas in nadat
3.4_2
de manchet is aangebracht, aange-
zien de manchet anders door de
optredende overdruk kan worden
beschadigd.
3.4_2
84
Druk op de START/STOP-toets. Het
verschijnen van alle segmenten op
het display, gevolgd door een knip-
perende, naar beneden wijzende
pijl, geeft aan dat het apparaat
automatisch is getest en klaar is
voor de meting. Vervolgens wordt
de manchet automatisch opgebla-
zen tot een druk van ca. 190
mmHg. Als deze druk niet voldoen-
de blijkt of als de meting gestoord
wordt pompt het apparaat in stap-
pen van 40 mmHg verder tot de
vereiste hogere druk is bereikt.
Wanneer in principe altijd een
hogere manchetdruk nodig is kunt
u het napompen overslaan door
kort na het begin van het opblazen
opnieuw de rode START/STOP-toets
in te drukken en deze ingedrukt te
houden tot de gewenste manchet-
druk is bereikt. Deze moet ca. 30
mmHg boven de systolische (boven-
ste) waarde liggen.
Belangrijk: gedurende de
gehele meting mag u zich
niet bewegen en niet praten.
Wanneer u tijdens een meting om
welke reden dan ook de meting
wilt afbreken drukt u gewoon op de
rode START/STOP-toets. Het pom-
pen of het meten wordt stopgezet
Nederlands
en de druk in de manchet valt
automatisch weg. Terwijl de lucht
uit de manchet loopt worden op
het display het hartsymbool en de
dalende manchetdruk weergege-
ven. Een geluidssignaal geeft aan
dat de meting is voltooid. Op het
display verschijnen dan gelijktijdig
de systolische en de diastolische
bloeddrukwaarde, alsmede daaron-
der de polsslag.
Als de meting is voltooid wordt
boven de meetwaarden de tijd
weergegeven, en links daarvan M1
of M2. M1 staat voor de meetwaar-
den van de eerste persoon. Onder
M2 kunnen de meetwaarden van
een tweede persoon worden
opgeslagen (zie 5.1, Meetwaarden
opslaan). Om het apparaat uit te
schakelen moet u op de START/
STOP-toets drukken; als u dit niet
doet schakelt het apparaat zich na
3 minuten automatisch uit.
85