Informatie over het voorbeeld
Om de vroegere luxe te kunnen bieden, besloot de DB in 1960
om exclusieve en uiterst comfortabele rijtuigen voor de "Rhein-
gold" en overeenkomstige "Rheinpfeil" te bouwen. Aangezien
de nieuwe „Rheingold" nu wegens de voortschrijdende elek-
trificatie op het Duitse grondgebied van Basel naar Duisburg
door elektrische locomotieven kon worden getrokken, moesten
er ook nieuwe locs komen. Zo koos de DB voor een gewijzigde
uitvoering van de inmiddels beproefde E 10, die van een
nieuwe, meer gestroomlijnde opbouw moest worden voorzien.
Vanaf maart 1963 waren er voor de "Rheingold" de dankzij een
gewijzigde aandrijving en aangepaste Henschel-draaistellen
160 km/h snelle locomotieven E 10 1265-1270 beschikbaar,
uiteraard in de chique tweekleurige "Rheingold"-aankleding in
kobaltblauw met beige. De bij deze voertuigen voor het eerst
toegepaste aerodynamische omkapping met de kenmerkende
„Bügelfalte" (persplooi) aan de kopzijden werd vanaf 1963
voor alle locs uit serie E 10 gebruikt. De zes Rheingold-E 10.12's
werden in 1963/64 aangevuld met nog vijf machines, de
E 10 1308-1312, eveneens in kobaltblauw/beige. Na de herno-
eming van "Rheingold" en "Rheinpfeil" in TEE-treinen voorzag
de DB de E 10.12 en zijn rijtuigen van de purperrode/beige
TEE-kleuren. Een laatste serie van de 160 km/h snelle machines
werd in 1968 al met de nieuwe seriecode als 112 485-504
afgeleverd, met aangepaste standaard draaistellen weliswaar,
maar opnieuw in purperrood/beige.
4