Wanneer het apparaat definitief uit bedrijf
wordt genomen, bezorg het dan voor
milieuvriendelijke verwerking aan een
plaatselijk recyclagebedrijf.
3 Installatie
De versterker is voorzien voor montage in een 19"-
rack (482 mm), maar kan ook als tafelmodel gebruikt
worden. In elk geval moet de lucht door alle ventila-
tieopeningen kunnen stromen, om voldoende venti-
latie van de versterker te verzekeren.
3.1 De montage in een rack
Voor de montage in een rack hebt u 3 HE (3 rack-
eenheden = 133 mm) nodig. Om te voorkomen dat
het rack topzwaar wordt, dient de versterker in het
lagere gedeelte van het rack gemonteerd te worden.
De frontplaat alleen is niet voldoende voor een vei-
lige bevestiging. Bovendien moet de versterker via
de montagestrips aan de achterzijde met het rack
vastgeschroefd worden.
De hete lucht die uit de versterker geblazen
wordt, moet langs achter of langs boven uit het rack
afgevoerd kunnen worden. Anders hoopt de warmte
zich op in het rack, waardoor niet enkel de verster-
ker maar ook andere toestellen beschadigd kunnen
worden. Bij onvoldoende warmteafvoer moet u in
het rack een ventilator plaatsen boven de versterker.
4 De versterker aansluiten
De in- en uitgangen mogen enkel door een gekwali-
ficeerde vakman uitgevoerd worden en in elk geval
wanneer de versterker uitgeschakeld is!
4.1 De luidsprekers
U kunt 100 V-luidsprekers (figuur 3) of luidsprekers
van 4 Ω resp. luidsprekergroepen met een totale
impedantie van minstens 4 Ω (figuur 4) aansluiten.
la utilización de la unidad con otro fin distinto del
originalmente concebido, si no se conecta o utiliza
correctamente, o si no se repara de manera
experta.
Si la unidad debe retirarse definitivamente
del funcionamiento, llévela a un centro de
reciclaje local para su eliminación no perju-
dicial para el medio ambiente.
3 Posibilidades de utilización
El amplificador está confeccionado para una instala-
ción en rack (482 mm/19") pero puede también
ponerse directamente sobre una mesa. En cual-
quier caso, vigilar en asegurarse que haya una cir-
culación de aire suficiente vía las aberturas de ven-
tilación para asegurar una refrigeración suficiente
de los amplificadores.
3.1 Instalación en rack
Para un montaje en rack son necesarias 3 unidades
(= 133 mm). Para evitar cualquier caída, el amplifi-
cador debe colocarse en la parte inferior del rack;
solamente el panel delantero no es suficiente para
una fijación segura; adicionalmente el amplificador
debe atornillarse también con la ayuda de las fija-
ciones de la parte trasera con el rack.
El aire caliente generado por al amplificador
debe evacuarse hacia detrás o hacia arriba, sino,
hay una acumulación de calor dentro del rack: no
sólo el amplificador pero también los otros aparatos
pueden dañarse: si la evacuación de calor dentro
del rack no es suficiente, insertar un ventilador en el
rack encima del amplificador.
4 Conexiones
¡Sólo un técnico habilitado puede efectuar las cone-
xiones, el amplificador debe estar imperativamente
desconectado!
Belangrijk! De luidsprekeruitgangen zijn standaard
ingesteld voor luidsprekers van 100 V.
Intern kan via geleiderbruggen elk
kanaal afzonderlijk voor luidsprekers
van 70 V, 50 V of 4 Ω aangepast wor-
den. Bij foutieve aanpassingen worden
de versterker en de luidsprekers be -
schadigd! In geval van twijfel moet u de
huidige instelling controleren.
Om de standaardinstelling te wijzigen, schroeft u de
drie schroeven (10) van de montageplaat met de
luidsprekeraansluitingen (9) los. Trek de montage-
plaat er voorzichtig zo ver uit tot de geleiderbruggen
zichtbaar zijn. Zorg ervoor dat u hierbij geen kabel
lostrekt! Stel via de geleiderbruggen in op 70 V, 50 V
of 4 Ω. Deze wijziging mag enkel door een gekwali-
ficeerde vakman uitgevoerd worden!
4.1.1 100 V-luidsprekers
Indien u geen luidsprekers van 100 V gebruikt, moet
u de luidsprekeruitgangen aanpassen, alvorens de
luidsprekers aan te sluiten (zie hoofdstuk 4.1). De
aansluitingsmogelijkheden voor 100 V-luidsprekers
met audiotransformator vindt u terug in figuur 3.
Opgelet!
Bij 100 V-luidsprekers (figuur 3) mag de
totale belasting van alle luidsprekers
niet meer bedragen dan 120 W
(PA-4120) resp. 240 W
per kanaal. Anders wordt de versterker
overbelast en eventueel beschadigd.
Sluit voor elke zone de luidsprekers in groepen aan
op de luidsprekerklemmen (9). Let daarbij op de
juiste polariteit (positieve en negatieve aansluitingen
zoals weergegeven in figuur 3). De positieve aan s-
luiting van de luidsprekerkabel is altijd speciaal
gemarkeerd.
4.1.2 Luidsprekers van 4 Ω resp. luidspreker-
groepen met een totale impedantie van 4 Ω
Stel de luidsprekeringangen in op de stand 4 Ω,
alvorens de luidsprekers aan te sluiten (zie hoofd-
stuk 4.1). De figuur 4 toont voor elke versterkeruit-
gang een andere mogelijkheid om met de betref-
4.1 Altavoces
Es posible conectar los altavoces Public Address
(esquema 3 ) o los altavoces 4 Ω o grupos de alta-
voces con una impedancia total de 4 Ω como
mínimo (esquema 4).
¡Importante! Las salidas de los altavoces están
reguladas desde la fábrica para alta-
voces 100 V. Con la ayuda de grapas,
cada canal puede estar internamente
cambiado separadamente por gra-
pas para 70 V, 50 V o altavoces 4 Ω.
¡En caso de una mala regulación, el
amplificador y los altavoces resultan
dañados! En caso de duda, hacer
controlar el reglaje presente.
Para modificar los reglajes de fábrica, desatornillar
los tres tornillos (10) de la placa de montaje con los
bornes de altavoces (9). Retirar con precaución la
placa hasta que se vean las grapas. ¡Atención en no
deshilar los cables! Seleccionar 70 V, 50 V, o 4 Ω vía
las grapas. ¡Solamente un técnico especializado
puede efectuar las modificaciones!
4.1.1 Altavoces Public Address
Si no se utiliza ningún altavoz de 100 V, conmutar
antes de la conexión las salidas altavoz (ver
cap. 4.1). El esquema 3 muestra las posibilidades
de conexión para los altavoces PA con transforma-
dor audio.
¡Atención!
Para altavoces PA (ver fig. 3), la
carga total por los altavoces no
puede sobrepasar los 120 W
(PA-4120) o 240 W
canal, sino el amplificador está so b-
recargado y podría dañarse.
Conectar los altavoces en grupos para cada zona a
los bornes altavoz (9). Vigilar siempre a respetar la
polaridad (bornes + y - según fig. 3). La conexión
positiva de los cables altavoces está siempre mar-
cada especialmente.
fende luidsprekers een impedantie van 4 Ω te reali-
seren.
Sluit de luidsprekers resp. de luidsprekergroepen
voor elke zone aan op de luidsprekerklemmen (9).
Let daarbij op de juiste polariteit (positieve en nega-
tieve aansluitingen zoals weergegeven in figuur 4).
De positieve aansluiting van de luidsprekerkabel is
altijd speciaal gemarkeerd.
4.2 Ingangen
Elk kanaal kan via de XLR-jacks (13) of via de
schroefaansluitingen (14) een afzonderlijk ingangs-
signaal ontvangen. Een ingangssignaal kan echter
ook over verschillende kanalen verdeeld worden.
Druk hiervoor op de betreffende toetsen ROUTING
(12). Met de toets ROUTING 1-2, bijvoorbeeld,
wordt het ingangssignaal naar de kanalen 1 en 2
gestuurd. Indien alle toetsen ROUTING ingedrukt
zijn, krijgen alle kanalen hetzelfde ingangssignaal.
In dit geval stuurt u het signaal maar naar één
ingang.
Voor een volledige uitsturing is een signaal van
+4 dBu = 1,2 V nodig. De signaalbron moet gebalan-
ceerd op de overeenkomstige ingang aangesloten
worden. Hierdoor worden storingen optimaal onder-
drukt. Indien de uitgang van de signaalbron ongeba-
RMS
(PA-4240)
RMS
lanceerd is (bv. bij cinch-jacks), moet u bij de aan -
sluiting via de XLR-jack een aangepaste adapter
gebruiken (bv. NA-2MPMFvan MONACOR) of bij de
aansluiting via de schroefaansluitingen telkens de
klem
met de GND-klem verbinden. Sluit het sig-
naal aan op
4.3 Afstandsbediend in- en uitschakelen
Via een afzonderlijke schakelaar kunt u de verster-
ker afstandsbediend in- en uitschakelen. Verbind
hiervoor de schroefaansluiting POWER REMOTE
(15) via een tweepolige kabel met een eenpolige
POWER-schakelaar. Voor afstandsbediend in- en
uitschakelen mag de hoofdschakelaar POWER (6)
niet ingedrukt zijn.
4.1.2 Altavoces 4 Ω o grupos de altavoces con
una impedancia total de 4 Ω
Antes de efectuar cualquier conexión, conmutar las
salidas a modo 4 Ω (ver cap. 4.1). El esquema 4
muestra para cada salida ampli otra posibilidad de
recibir una impedancia de 4 Ω con los altavoces
correspondientes.
Conectar los altavoces o grupos de altavoces
para cada zona a los bornes altavoz (9). Vigilar en
respetar la polaridad (bornes + y - según fig. 4). La
conexión positiva de los cables altavoces está siem-
pre marcada especialmente.
4.2 Entradas
Cada canal puede recibir vía las tomas XLR (13) o
los bornes con tornillo (14) una señal de entrada
distinta. Una señal de entrada puede ser repartida
en varios canales: pulsar las teclas correspondien-
tes ROUTING (12): mediante la tecla ROUTING 1-2
por ejemplo, la señal de entrada está conectada
sobre los canales 1 y 2. Si todas las teclas ROU-
TING están pulsadas, la misma señal de entrada se
aplica a todos los canales. En este caso, no aplicar
la señal más que a una entrada.
Para un nivel máximo es necesaria una señal de
+4 dBu = 1,2 V. La fuente debería estar conectada
simétricamente a la entrada correspondiente. De
esta forma la mejor supresión de las distorsiones
está obtenida. Si la salida de la fuente es asimétrica
(por ejemplo con tomas RCA), utilizar en caso de
conexión vía la toma XLR un adaptador correspon-
diente (p. ej. MONACOR NA-2MPMF) o conectar el
RMS
borne
al borne GND en caso de conexión vía los
(PA-4240) por
RMS
bornes de tornillo. Conectar la señal al
a GND.
4.3 Marcha / paro a distancia
Es posible hacer arrancar o parar a distancia el
amplificador vía un interruptor separado. Conectar
los bornes POWER REMOTE (15) vía un cable de
2 polos a un interruptor de 1 polo. El interruptor prin-
cipal POWER (6) no debe estar pulsado para la fun-
ción Marcha/Paro a distancia.
en verbind de massa met GND.
y la masa
NL
B
E
11