NL
2. Onderste snelspanners (18/2) zover loszet-
ten dat de onderste duwboom naar voren toe
in de horizontale stand gedraaid kan worden.
3. Kunststof plaatjes (25/2) uitlijnen en alle snel-
spanners dichtklappen.
Duwboom uitklappen
Ga in de omgekeerde volgorde te werk.
7.8
Maaiwerk starten en stoppen (19, 20)*
* afhankelijk van het model, zie technische gege-
vens.
Het maaiwerk alleen op effen ondergrond, niet in
het hoge gras starten. De ondergrond moet vrij
zijn van vreemde voorwerpen zoals bijv. stenen.
Het apparaat voor het starten niet optillen of kan-
telen.
Maaiwerk starten
1. Indien nog niet gedaan: Voeding inschakelen
(zie Hoofdstuk 6.3 "Voeding in- en uitschake-
len (06)", pagina 55).
2. Start-toets (19/1, 20/1) indrukken en vasthou-
den.
3. Veiligheidsbeugel (19/2, 20/2) naar de duw-
boom (19/3, 20/3) toe trekken (19/a, 20/a).
De motor en het maaimechanisme gaan
draaien.
4. Start-toets loslaten en daarbij de veiligheids-
beugel verder vasthouden.
OPMERKING De veiligheidsbeugel wordt
niet vastgezet. Houd hem gedurende het hele
werk aan de duwboom vast.
Maaiwerk stoppen
1. Veiligheidsbeugel loslaten. Deze gaat auto-
matisch naar de beginstand.
2. Wacht totdat het maaiwerk stilstaat.
3. Voeding uitschakelen (zie Hoofdstuk 6.3 "Voe-
ding in- en uitschakelen (06)", pagina 55).
VOORZICHTIG! Gevaar voor snijletsel.
Gevaar voor snijletsel bij het grijpen in het draai-
ende maaimechanisme.
■
Wacht totdat het maaimechanisme stilstaat.
■
Vóór alle onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden: schakel het apparaat uit en
wacht totdat het maaimechanisme stilstaat.
Verwijder de beveiligingssleutel en de accu's.
7.9
Acculaadtoestand controleren (21, 22)*
* afhankelijk van het model, zie technische gege-
vens.
58
■
easy en comfort: De laadtoestandsweergave
voor accu 1 (21/1) en accu 2 (21/2) bevinden
zich onder aan de behuizing.
■
premium: De laadtoestandsweergave voor
accu 1 (22/1) en accu 2 (22/2) bevinden zich
op de cockpit.
De laadtoestandsweergave bestaat voor iedere
accu uit 4 LEDs. De LEDs branden of knipperen
afhankelijk van de laadtoestand.
LED
Acculaadtoestand
4 LEDs branden.
Accu volledig opgeladen.
3 LEDs branden.
Accu voor 75 % opgeladen.
2 LEDs branden.
Accu voor 50 % opgeladen.
1 LED brandt.
Accu voor 25 % opgeladen.
1 LED knippert.
Accu bijna leeg. Het appa-
raat schakelt binnenkort uit.
7.10 Eco-Mode in- en uitschakelen (23)*
* afhankelijk van het model, zie technische gege-
vens.
In de Eco-Mode draait het maaimes langzamer.
Daardoor wordt de bedrijfsduur van de accu´s
langer.
1. Cockpit inschakelen (zie Hoofdstuk 6.4
"Cockpit in- en uitschakelen*", pagina 55).
2. Eco-Mode inschakelen: "Eco-Mode"-toets
(23/1) indrukken. LED (23/2) brandt.
3. Eco-Mode uitschakelen: "Eco-Mode"-toets
opnieuw indrukken. LED dooft.
8 WERKINSTRUCTIES
Volg de veiligheidsinstructies op!
OPMERKING Neem de plaatselijke voor-
schriften in acht, wanneer de grasmaaier gebruikt
mag worden.
■
Let op voorwerpen in het gras en verwijder
ze uit het werkgedeelte.
■
Maai alleen bij goede zicht.
■
Maai alleen met scherpe maaimessen.
■
Manoeuvreer het apparaat uitsluitend met
behulp van de duwboom.
■
Beweeg het apparaat alleen stapvoets.
■
Beweeg het apparaat altijd dwars t.o.v. de
helling. Gebruik de grasmaaier niet de helling
op of af en niet aan hellingen van meer dan
10°. Wees bijzonder voorzichtig bij het wijzi-
gen van de werkrichting.
Werkinstructies
495504_a