Lange werkstukken tegen omkantelen aan het einde
van het snijproces borgen (bijv. rolstaander etc.)
Let op bij het insnijden.
Gebruik het apparaat alleen met afzuiging. Controleer
en reinig regelmatig de afzuigkanalen.
10.1 Uitvoeren van langssneden (afb. 20)
Hierbij wordt een werkstuk in de lengterichting door-
gezaagd.
Eén zijde van het werkstuk wordt tegen de parallelaan-
slag (7) gedrukt, terwijl de vlakke zijde op de zaagtafel
(1) ligt.
De zaagbladbescherming (2) moet altijd op het werk-
stuk worden neergelaten.
De werkpositie bij de langssnede mag nooit in een lijn
met het zaagverloop zijn.
- Stel de parallelaanslag (7) in overeenkomstig de
hoogte van het werkstuk en de gewenste breedte.
(zie 9.4)
- Zet de zaag aan.
- Handen met gesloten vingers vlak op het werkstuk
leggen en het werkstuk langs de parallelaanslag (7)
in het zaagblad (5) schuiven.
- Zijdelingse geleiding met de linker of rechterhand
(afhankelijk van de positie van de parallelaanslag)
uitsluitend tot aan de voorkant van de zaagbladbe-
scherming (2).
- Schuif het werkstuk altijd door tot aan het einde van
de splijtwig (4).
- Verwijder het zaagafval van de zaagtafel (1) pas als
het zaagblad (5) zich weer in rustpositie bevindt.
- Lange werkstukken moeten worden ondersteund
om te voorkomen dat ze na het zagen omkantelen!
(bijv. rolstaander enz.)
10.1.1 Zagen van smalle werkstukken (afb. 21)
Langssneden van werkstukken met een breedte van
minder dan 120 mm moeten absoluut met behulp van
een schuifstok (16) worden uitgevoerd. Schuifstok is bij
de inhoud van de levering inbegrepen. Versleten resp.
beschadigde schuifstok direct vervangen.
• De parallelaanslag overeenkomstig de betreffende
werkstukbreedte instellen. (zie 9.4)
• Het werkstuk met beide handen naar voren schui-
ven, in het bereik van het zaagblad absoluut een
schuifstok (16) als hulpmiddel gebruiken.
• Schuif het werkstuk altijd door tot aan het einde van
de splijtwig.
m Let op! Bij korte werkstukken moet de schuifstok di-
rect vanaf het begin worden gebruikt.
92 | NL
10.2 Uitvoeren van dwarse versteksneden (afb. 22)
- Schuif de dwarsaanslag (13) in een van de twee
groeven (30 a/b) van de zaagtafel en stel in op de
gewenste hoek (zie 9.6). Als het zaagblad (5) boven-
dien schuin wordt gezet, dan moet de groef (30a)
worden gebruikt, zodat uw handen en de dwarsaan-
slag niet in contact kunnen komen met de zaagblad-
bescherming.
- Druk het werkstuk stevig tegen de dwarsaanslag
(13).
- Zet de zaag aan.
- Schuif de dwarsaanslag (13) en het werkstuk in de
richting van het zaagblad om de snede uit te voeren.
Let op: Houd het geleide gedeelte van het werk-
stuk vast, nooit het vrije gedeelte van het werk-
stuk, dat moet worden gezaagd.
- Dwarsaanslag (13) altijd zo ver naar voren schuiven
tot het werkstuk volledig is doorgesneden.
- Schakel de zaag weer uit. Zaagafval pas verwijde-
ren als het zaagblad stilstaat.
10.2.1 Uitvoeren van schuine versteksneden (afb.
23)
Schuine versteksneden worden altijd uitgevoerd met
behulp van de parallelaanslag (7).
- Stel het zaagblad (5) in op de gewenste hoek. (zie
9.3)
- Stel de parallelaanslag (7) in naar gelang de breedte
en hoogte van het werkstuk (zie 9.4)
- Voer de snede overeenkomstig de breedte van het
werkstuk uit (zie 10.1)
10.3 Zagen van spaanplaat
Om te voorkomen dat de snijranden bij het zagen van
spaanplaat afbreken, mag het zaagblad (5) niet hoger
dan 5 mm boven de werkstukdikte worden ingesteld
(zie ook 9.2).
11. Transport
1.
Schakel het elektrisch apparaat altijd uit voor
transport en koppel het los van de voeding.
2.
Draag het elektrisch apparaat altijd met ten min-
ste twee personen. Maak hiervoor gebruik van de
greepoppervlakken aan de zijkanten van de zaag-
tafel.
3.
Bescherm het elektrisch apparaat tegen schok-
ken, stoten en sterke trillingen, bijvoorbeeld tijdens
transport in voertuigen.
4.
Beveilig het elektrisch apparaat tegen kantelen en
wegglijden.
www.scheppach.com