4.5.2 Inbouwsituatie FX
Afb.
a
, pagina A4. Het plaatwerk en de hoekpro-
fielen vastlassen.
Plaats de laadbrug in de inbouwlocatie.
Afb.
b
, pagina A5. Zorg dat de laadbrug niet is
verspannen en dat de spleetmaat aan de zijkanten
van 15 mm (+0/-2 mm) tussen frame op de inbouwlo-
catie en laadbrugplatform wordt aangehouden.
Afb.
c
, pagina A5.De laadbrug vastlassen op het
frame op de inbouwlocatie.
Bij verzinkte laadbruggen de omgeving van de lasna-
den spuiten met zinkspray (niet meegeleverd) en laat
dit minimaal 30 minuten drogen.
Alle beschadigde plekken bij de lak bijwerken met de
meegeleverde reparatielak.
4.5.3 Inbouwsituatie RX
Afb.
a
, pagina A6. Plaats de laadbrug tegen het
perronprofiel. De laadbrug door onderlegmateriaal
horizontaal uitlijnen.
Afb.
b
, pagina A6.De laadbrug vastlassen op het
perronprofiel.
Bij verzinkte laadbruggen de omgeving van de lasna-
den spuiten met zinkspray (niet meegeleverd) en laat
dit minimaal 30 minuten drogen.
Alle beschadigde plekken bij de lak bijwerken met de
meegeleverde reparatielak.
4.6
Overige montagestappen
Afb.
a
, pagina A7. Demonteer de transportogen
en de boringen in het laadbrugplatform afsluiten met
de kunststofdoppen.
Afb.
b
, pagina A7. Verwijder de transportbeveili-
ging bij de gasdrukveer.
Afb.
d
, pagina A8. De bevestigingsplaat op de
wand vastschroeven.
Afb.
c
, pagina A8. De gasdrukveer vastschroeven
op de bevestigingsplaat.
4.7
Afronden
4.7.1 Inbouwsituatie CX
Afb.
a
, pagina A9. Monteer de aanrijdbuffer.
4.7.2 Inbouwsituatie FX
Afb.
a
, pagina A10. Monteer de aanrijdbuffer.
4.7.3 Inbouwsituatie RX
Afb.
a
, pagina A11. Monteer de aanrijdbuffer. De-
monteer de transportogen en de boringen in de buf-
ferkasten afsluiten met de kunststofdoppen.
4.8
Bedieningsstangen monteren
Afb.
a
, pagina A12. Monteer de bedieningsstang
(voorbeeld).
66 - NL
5
Bediening
5.1
Veiligheidsaanwijzingen voor het
gebruik
De laadbrug is zo geconstrueerd, dat gevaren voor
de bediener, resp. in de buurt aanwezige personen
m.b.t. beknelling, snijden, scharen en grijpen zoveel
mogelijk zijn uitgesloten. Voor een veilig gebruik de
laadbrug moet desondanks rekening worden gehou-
den met de volgende punten:
•
Worden beschadigingen geconstateerd die de
veiligheid van de laadbrug in gevaar brengen,
moet de laadbrug door een deskundige persoon
worden gecontroleerd en mag hij tot het
beëindigen van reparatiewerkzaamheden niet
worden gebruikt.
•
Het gebruik van de laadbrug mag alleen
gebeuren door geïnstrueerde personen. Deze
moeten vertrouwd zijn met de van toepassing
zijnde veiligheidsvoorschriften.
•
De voor de gebruikslocatie geldende lokale
ongevalpreventievoorschriften en algemene
veiligheidsbepalingen opvolgen.
•
De exploitant van de laadbrug moet zorgen voor
voldoende verlichting op de werkplek.
•
Controleer de laadbrug regelmatig op opvallende
gebreken en laat gebreken onmiddellijk
verhelpen.
•
Het toegestane omgevingstemperatuurbereik
voor de gasdrukveren ligt tussen –20 °C en
+80 °C.
•
De laadbrug niet hoger belasten dan de
opgegeven nominale last.
•
De laadbrug alleen berijden als de toegestane
hellingshoek van 12,5 % (7°) is aangehouden.
Oranjekleurige markeringen op de zijdelen van
het laadbrugplatform geven het verlaten van het
toegestane hellingshoekbereik aan. Houd ook
rekening met de maximale hellingshoek voor het
gebruik van de vorkheftruck.
•
Het laadbrugplatform mag alleen op het laadvlak
van de vrachtwagen worden geplaatst, niet op
een voertuiglaadplatform.
•
De toegestane spoorbreedte van de gebruikte
heftruck moet 700 mm kleiner zijn dan de
nominale breedte van de laadbrug (bijv. nominale
breedte 2000 mm → heftruckbreedte maximaal
1300 mm).
•
Het te beladen of lossen voertuig alleen
bewegen, als de laadbrug in de ruststand staat.
•
De klaplip moet 80 mm tot 130 mm diep en over
gehele breedte op de vrachtwagen aanliggen.
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!