Toevoerslang (minimumlengte 7,5 m,
minimumdiameter 1'') aan de wateraan-
sluiting van het apparaat en aan de wa-
tertoevoer (bijvoorbeeld waterkraan)
aansluiten.
De toevoerslang wordt niet meegeleverd.
Open de watertoevoer.
Grenswaarden voor de watertoevoer
LET OP
Vervuild water
Vroegtijdige slijtage of afzettingen in het
apparaat.
Gebruik het apparaat enkel met zuiver wa-
ter of met recyclingwater dat de grenswaar-
den niet overschrijdt.
Voor de watertoevoer gelden volgende
grenswaarden:
– Voorgeschakeld waterfilter: ≤10 µm
– Gehalte vaste deeltjes: maximaal
50 mg/l
– Totale hardheid: 3-15° dH, 30-150 mg/l
CaO, 54-268 mg/l CaCO
– Calciumhardheid: 0,89-2,14 mmol/l
– pH-waarde: 6,5-9,5
– Basecapaciteit pH 8,2: 0-0,25 mmol/l
– Opgeloste stoffen totaal: 10-75 mg/l
– Elektrisch geleidingsvermogen: 100-
450 µS/cm
– Chloride, bijv. NaCl: <100 mg/l
– IJzer, Fe: <0,2 mg/i
– Fluoride, F: <1,5 mg/l
– Vrij chloor, Cl: <1 mg/l
– Koper, Cu: <2 mg/l
– Mangaan, Mn: <0,05 mg/l
– Fosfaat, H
PO
3
– Silicaat, Si
O
x
– Sulfaat, SO
4
Filter reinigen
Watertoevoer sluiten.
Het filterhuis losschroeven.
Filter eruit trekken en reinigen.
Apparaat ontluchten.
Instructie:
Het apparaat wordt met een 80µm-filter ge-
leverd.
Bij gebruik van de rotorsproeier moet een
50µm-filter (6.414-063.0) worden gebruikt.
52
3
: <50 mg/l
4
: <10 mg/l
y
: <100 mg/l
Water uit reservoir zuigen
Voor het aanzuigen van het water moet er
vóór het apparaat een voordrukpomp zijn
geschakeld.
Zuigslang met water vullen.
Voordrukpomp: 2.637-017.0
GEVAAR
Zuig nooit water uit een drinkwaterreser-
voir.
GEVAAR
Zuig nooit oplosmiddelhoudende vloeistof-
fen of onverdunde zuren en oplosmiddelen
op! Daartoe behoren bv. benzine, verfver-
dunner of stookolie. De spuitnevel is zeer
licht ontvlambaar, explosief en giftig. Ge-
bruik geen aceton, onverdunde zuren en
oplosmiddelen aangezien deze de in het
apparaat gebruikte materialen aantasten.
Apparaat voor de werking ontluchten.
Apparaat ontluchten
Watertoevoer openen.
Sproeier losschroeven.
Hefboom van het handspuitpistool be-
dienen.
Apparaat inschakelen en laten draaien
tot het water zonder luchtbellen uit het
spuitstuk komt.
Apparaat uitschakelen en sproeier op-
nieuw vastschroeven.
GEVAAR
– Het is verboden om het apparaat in ex-
plosiegevaarlijke bereiken te gebrui-
ken.
– Zet het apparaat op een harde, effen
ondergronds.
– De hogedrukreiniger mag niet door kin-
deren gebruikt worden. (Gevaar van
ongevallen door ondeskundig gebruik
van het apparaat).
– De uit de hogedrukreiniger komende
waterstraal veroorzaakt een terugstoot
van het pistool. Een gebogen spuitstuk
kan een extra draaimoment veroorza-
ken. Houd daarom de straalpijp en het
pistool stevig met de handen vast.
– 5
NL
Bediening