▶ De relatieve positie van de laserstraal wordt op het display weergegeven.
Het maximale bereik van de uitrichting bedraagt ± 8,5 °, hetgeen overeenkomt met een bereik van
9 m bij een afstand van 30 m.
2. Als een eindpositie is bereikt, knippert de laserstraal. Als een verdere straalpositie gewenst is, dan moet
u de laser verplaatsen en opnieuw beginnen met de uitrichting van de straalpositie.
Probeer de laser zo neer te zetten, dat de laserstraal in de middelste instelling al de juiste positie
heeft.
3. Om de straalpositie te centreren, drukt u tegelijkertijd op de toetsen rechts en links. Bij bediening met de
afstandsbediening drukt u eveneens de beide pijltoetsen tegelijkertijd in
6.6
Automatisch uitrichten op de doelplaat
De laserstraal kan zich automatisch op het horizontale midden van de doelplaat uitrichten.
Grotere atmosferische veranderingen kunnen het bereik van de automatische uitrichting beïnvloeden. Blaas
lucht door de leiding en probeer verschillende temperatuurbereiken in de buis te vermijden.
1. Stel de doelplaat op een afstand van 5-150 m met de reflectiestrepen in de richting van de laser op.
Zorg ervoor dat de luchtbellen van de digitale waterpas op de laser en de waterpas op de houder
van de doelplaat exact in het midden staan. Hierdoor wordt voorkomen dat het midden van de
laserstraal van het midden van de doelplaat afwijkt.
2. Druk op de toets MENU.
3. Selecteer met de pijltoets omhoog of omlaag het menupunt AUTO ALIGNMENT en bevestig de selectie
via de toets SET.
▶ Die automatische uitrichting start. De laserstraal zoekt nu in het uitrichtbereik (rechts/links) naar de
doelplaat. Dit proces kan tot 2 minuten duren.
▶ Is de uitrichting succesvol afgesloten, dan wordt op het display OK weergegeven.
▶ Is de uitrichting niet succesvol, of werd deze onderbroken, dan wordt op het display RETRY
weergegeven. Controleer in dit geval de uitrichting van de laser en de doelplaat en start de procedure
opnieuw.
4. Om het automatische uitrichten met de afstandsbediening te starten, drukt u op de afstandsbediening
de toets voor het automatisch uitrichten
6.7
Laserstraalmodus selecteren
1. Selecteer in het menu het menupunt BEAM SETTING.
2. Selecteer in het submenu het menupunt MODE.
3. Selecteer de gewenste laserstraalmodus:
Continustraal
▶
Knipperende straal
▶
Spaarstand
▶
4. Om de laserstraalmodus met de afstandsbediening te wijzigen, drukt u herhaaldelijk op de toets
laserstraalmodus
.
▶ De laserstraal schakelt herhaaldelijk in de in stap 3 beschreven volgorde.
6.8
Verdere menu-opties
Digitale waterpas
R-TILT DISP1
•
ON: De digitale waterpas wordt na het inschakelen vergroot weergegeven (standaardinstelling).
•
OFF: De digitale waterpas wordt na het inschakelen niet vergroot weergegeven.
R-TILT DISP2
•
ON: De digitale waterpas wordt bij het draaien om de langsas vergroot weergegeven (standaardinstelling).
•
OFF: De digitale waterpas wordt bij draaien om de langsas niet vergroot weergegeven.
Eenheid hellingshoekwaarde
UNIT
•
%: De eenheid wordt in procenten weergegeven (standaardinstelling).
44
Nederlands
in.
2354475
.
*2354475*