voor een specifi eke installa-
tie.
• De ventilatoren of toebehoren
die ze bevatten zijn ontwor-
pen voor het verplaatsen van
lucht binnen de gegevens die
zijn aangegeven op de ken-
plaatjes.
• Gebruik dit apparaat niet in
een explosieve of corrosieve
NL
atmosfeer.
• Er moeten voorzorgsmaatre-
gelen worden genomen om
te voorkomen dat er uitlaat-
gassen terugstromen vanuit
rookkanalen of andere, in de-
zelfde ruimte geïnstalleerde
toestellen die werken op gas
of andere brandstoffen.
• Dit apparaat kan worden ge-
bruikt door kinderen in de
leeftijd van 8 jaar en hoger
en personen met verminder-
de lichamelijke, zintuiglijke of
geestelijke mogelijkheden of
gebrek aan ervaring en ken-
nis als ze toezicht of instructie
hebben gekregen betreffende
het gebruik van het toestel op
een veilige manier en begrij-
pen de gevaren. Het is ver-
boden voor kinderen om met
het toestel te spelen. Schoon-
maak en onderhoud mogen
32
niet door kinderen uitgevoerd
worden zonder toezicht.
• In de vaste bedrading moe-
ten
uitschakelinrichtingen
worden
opgenomen
eenkomstig de bedradings-
voorschriften. Er moet een
externe uitschakelinrichting
aanwezig zijn, die als «aange-
wezen» uitschakelinrichting
zal functioneren, en:
1) Het moet de «Leiding» uit-
schakelen, terwijl uitscha-
keling van de «Neutrale»
optioneel is;
2) De UIT-stand moet duide-
lijk worden aangegeven;
3) De apparatuur mag niet zo
worden geplaatst dat deze
moeilijk te bedienen is; en
4) De
beveiligingsinrichting
moet ten minste 10A, 250 V,
kromme type C zijn.
VEILIGHEID TIJDENS DE INSTALLATIE
De ventilatoren en rand apparatuur dient
elektrisch geïsoleerd te zijn en uit te staan,
wanneer eraan gewerkt wordt.
• De installateur en de eindgebruiker zijn
er verantwoordelijk voor, dat de unit door
gekwalifi ceerde personen wordt geïnstal-
leerd, volgens de veiligheid voorschriften
en de bestaande wetten die hiervoor gel-
den, in het land waar de unit wordt geïn-
stalleerd.
• Beschermende kleding, gehoor bescherming
over-