Luchtin- en -uitlaat liggen buiten.
2 9 2
Dit installatietype is bijzonder geschikt voor kamers met ge-
ringe afmetingen (voorraadkamer, bergruimte enz.).
Deze configuratie voorkomt afkoelen van de kamer en beïn-
vloedt de ventilatie niet.
▶
Houd een afstand tussen de uiteinden van de luchtlei-
dingen om verkeerde luchtaanzuiging door recirculatie te
vermijden.
–
Afstand: ≥ 220 mm
8000015883_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
5.1.3
Gedeeltelijke leidingsysteem installeren
2 2 0
1
1
Buiten
2
Binnen (verwarmd of
niet verwarmd)
De warme lucht wordt uit de warmte genomen, de koude
lucht wordt naar buiten afgevoerd.
Bij dit installatietype wordt de kamer als energiecollector
gebruikt. De ruimte wordt door de buitenlucht gekoeld, die
via de ventilatie naar binnen stroomt.
–
Ruimtevolume opstelplaats: ≥ 20 m³
Opgelet!
Gevaar voor materiële schade door con-
densatievorming aan de buitenkant van
de buis!
Het temperatuurverschil tussen de in de buis
stromende lucht en de lucht in de opstel-
ruimte kan tot condensatievorming aan het
buitenste oppervlak van de buis leiden.
▶
▶
Vermijd een onderdruk in de opstelruimte, zodat de lucht
uit de omliggende verwarmde ruimten niet wordt aange-
zogen.
▶
Controleer of de bestaande ventilatie-openingen de ont-
trokken luchthoeveelheid kunnen compenseren.
–
Luchthoeveelheid: ≥ 400 m³/h
▶
tel bij de onttrokken luchthoeveelheid de doorstroming
op, die voor de normale ventilatie van de opstelruimte
nodig is.
▶
Pas eventueel de ventilatie-openingen aan.
2
3
3
Warmtegeïsoleerde buis
(diameter ≥ 160 mm)
4
Ventilatie
Gebruik luchtbuizen met een geschikte
warmte-isolatie.
4
133