Descargar Imprimir esta página

EnerSys IMPAQ Instrucciones De Uso página 36

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 107
2.1.4. Laadprofielcodes
Profielcode
Laderprofiel
Heavy-duty nattecelpulsprofiel. Het laadprofiel stelt een
diagnose van de accustatus tijdens de oplaadfase en past
P22
HDUTY
zijn parameters aan om het laden van natteaccutechnologie
te
optimaliseren.
accucapaciteits-afstemming met continue stroomlussen.
Standaard
max. 0,13 tot 0,20 C5. Automatische aanpassing van
STDWL
de accucapaciteit aan Ph1-lussen. Kan indien nodig
P21
handmatig de accucapaciteit instellen. Moet wekelijks
worden geëgaliseerd.
IUI-profiel
accucapaciteits-afstemming met Ph1-lussen. Kan indien
P02
GEL
nodig handmatig de accucapaciteit instellen. Moet
wekelijks worden geëgaliseerd.
IUI-profiel Max. 0,20 C5. Automatische accucapaciteit
met Ph1-lussen. Beperking eindtijd. Kan indien nodig
P06
AGM
handmatig de accucapaciteit instellen. Moet wekelijks
worden geëgaliseerd.
Tussentijds laden PzQ-cellen. IU (voornaamste) en IUI-
puls (dagelijks) profiel bij 0,25 C5. Eindstroom 5%. Moet
P07
OPP (*)
Dagelijkse volledige lading instellen. Moet wekelijks
worden geëgaliseerd.
Pneumatisch/Airmix-profiel. Er moet een luchtset zijn
gemonteerd om dit profiel te kunnen gebruiken. IUI-profiel
P04
AIRMIX
max. 0,13 tot 0,25 C5. Automatische accucapaciteit met
Ph1-lussen. Kan indien nodig handmatig de accucapaciteit
instellen. Moet wekelijks worden geëgaliseerd.
Traag laadprofiel. IUI-profiel 0,09 tot 0,13 C5. Stel de
P25
LOWCHG
accucapaciteit zo nodig handmatig in. Moet wekelijks
worden geëgaliseerd.
Voor NexSys
opgeladen. Laadsnelheid 0,192 tot 0,70 C5. Moet de
NXBLOC
P31
waarden
(*)
instellen (NexSys
geëgaliseerd.
Voor NexSys
NXSTND
opgeladen. Laadsnelheid 0,192 tot 0,25 C5. Moet de
P29
(*)
waarden Accucapaciteit, Temperatuur en Egalisatie instellen
(NexSys
®
2V-accu). Moet wekelijks worden geëgaliseerd.
2.2. (*) Opties profiel tussentijds laden
2.2.1. Gebruik: in de modus voor tussentijds laden kan de gebruiker de
accu opladen tijdens pauzes, het lunchen of elk beschikbaar moment tijdens
het werkschema. Met het profiel voor tussentijds laden kan de accu veilig
worden opgeladen terwijl deze gedurende de werkweek in een gedeeltelijke
laadtoestand wordt gehouden tussen 20% en 80% van C5. Er moet voldoende
tijd worden ingepland na de wekelijkse egalisatie van de lading om de accu te
laten afkoelen en om periodieke controles van het elektrolytpeil uit te voeren.
2.2.2. Dagelijks laden: deze optie kan worden ingesteld om extra dagelijkse
laadtijd toe te voegen, als het werkschema dit toestaat. Dit mag enkel worden
overwogen wanneer de dagelijkse werkbehoefte extra capaciteit vereist.
2.3. Laden met egalisatie
2.3.1. Laden met egalisatie voor traditionele natte loodzuuraccu's, uitge-
voerd na normaal laden, balanceert de elektrolytdichtheid in de accucellen.
2.3.2. OPGELET: de fabrieksinstelling is Dagelijks laden UITSCHAKELEN,
6-8 uur Egaliseren, zondag om 00 uur voor natte, 2 uur per week/onderhoudsla-
ding voor NexSys®-acculaadprofielen.
2.4. Weertijd
2.4.1. Deze functie voorkomt dat de lader de accu oplaadt tijdens de weer-
tijd. Als een laadcyclus is gestart vóór het weermoment, wordt deze uitgescha-
keld tijdens het weermoment en automatisch opnieuw gestart aan het einde van
het weer-moment.
2.5. Opnieuw laden
2.5.1.Bij opnieuw laden of laden voor onderhoud kan de lader de accu
in de maximale laadtoestand houden zolang deze aan de lader is gekoppeld.
2.6. Laderoptielijst
Suffix
LMEB
Airmix
3. Veiligheidsmaatregelen
3.1. Waarschuwing: Voor een goede en veilige werking moet de transportpallet
worden verwijderd.
3.2. Deze handleiding bevat belangrijke veiligheids- en bedieningsinstructies.
Lees voordat u de acculader gebruikt alle instructies, voorzorgsmaatregelen
en waarschuwingen op de acculader, de accu en het product dat de accu
gebruikt.
3.3. Zorg ervoor dat u alle installatie- en bedieningsinstructies leest en begrijpt
voordat u de acculader gebruikt om schade aan de accu en de lader
te voorkomen.
3.4. Raak de niet-geïsoleerde delen van de uitgangsconnector of de accupolen
Beschrijving
Max.
0,25
C5.
Automatische
nattecelprofiel
(Waterless).
IUI-profiel
Max.
0,17
tot
0,22
C5.
Automatische
®
core Bloc-accu die normaal worden
Accucapaciteit, Temperatuur
en
Egalisatie
®
BLOC-accu). Moet wekelijks worden
core 2V-accu's die normaal worden
®
Beschrijving
Laat maken/vroeg verbreken
Elektrolytcirculatiesysteem
niet aan om elektrische schokken te voorkomen. Maak de apparatuur nooit
open: er kan nog steeds hoge spanning aanwezig zijn, zelfs als de lader is
uitgeschakeld. Aanpassingen, onderhoud of reparaties aan de apparatuur
terwijl deze open is gemaakt, mogen alleen worden uitgevoerd door een
hiertoe bevoegde persoon die op de hoogte is van de risico's.
3.5. Tijdens het laden produceren loodzuuraccu's waterstofgas dat bij ontsteking
kan ontploffen. Rook nooit, gebruik geen open vuur en creëer geen vonken
in de buurt van de accu. Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen wanneer
de apparatuur wordt gebruikt in zones waar het risico op een ongeval
bestaat. Zorg voor voldoende ventilatie volgens norm EN 62485-3 om
vrijkomende gassen te laten ontsnappen. Koppel de accu nooit los terwijl
deze wordt opgeladen.
3.6. Tenzij het een lader met LMEB (laat maken/vroeg verbreken)-functie betreft,
mag u de accuaansluiting niet aansluiten of loskoppelen terwijl de lader is
ingeschakeld. Doet u dit wel, dan zal dit vlamboogvorming en verbranding
veroorzaken aan de stekker, wat leidt tot schade aan de lader of ontploffing
van de accu.
3.7.
Loodzuuraccu's bevatten zwavelzuur, wat brandwonden veroorzaakt.
Vermijd contact met de ogen, huid en kleding. Bij contact met de ogen,
onmiddellijk spoelen met schoon water gedurende minstens 15 minuten.
Raadpleeg onmiddellijk een arts.
3.8. Alleen vakbekwaam personeel mag deze apparatuur installeren, instellen
en onderhouden. Onderbreek alle AC- en DC-voedingsaansluitingen voordat
u onderhoud uitvoert aan de lader.
3.9. Moet worden gebruikt in overeenstemming met het aangegeven
beschermingsniveau en mag nooit in contact komen met water.
3.10. Mag niet worden geïnstalleerd op oppervlakken die onderhevig zijn aan
trillingen (in de buurt van compressoren, motoren).
3.11. Moet zo worden geïnstalleerd dat de gassen die vrijkomen tijdens het laden
van de accu, niet door de laderventilatoren in de lader worden gezogen.
3.12. De lader is niet bedoeld voor gebruik buitenshuis, alleen voor gebruik
binnenshuis.
3.13. Stel de lader niet bloot aan vocht. De bedrijfsomstandigheden moeten
tussen 0 ºC (32 ºF) en 45 ºC (113 ºF) liggen en tussen 0 en 70% relatieve
luchtvochtigheid.
3.14. Gebruik de acculader niet als deze is gevallen, een harde klap heeft gehad
of op een andere manier beschadigd is geraakt.
3.15. Installeer laders voor een blijvende bescherming en om het risico op brand
te verminderen op een niet-brandbaar oppervlak.
3.16. Gebruik voor NexSys
®
accubeheersysteem en alle noodzakelijke bescherming voor de accupack
essentieel voor het pack omvatten.
3.17. De gelijkstroomkabels van de lader veroorzaken een zwak magnetisch
veld in hun nabijheid (<5 cm). Personen met medische implantaten mogen
tijdens het opladen niet in de buurt van de lader komen.
3.18. Neem contact op met een van de getrainde technici van het bedrijf
als er een probleem optreedt bij het in bedrijf stellen van de lader. De
lader is alleen ontworpen om industriële Motive Power loodzuur- en
EnerSys
NexSys
-accu's op te laden in industriële gebouwen. Wanneer
®
®
de apparatuur verouderd raakt, kunnen de behuizingen en de andere
interne componenten door gespecialiseerde bedrijven worden afgevoerd.
De lokale wetgeving heeft voorrang op alle instructies in dit document en
moet nauwgezet worden nageleefd (AEEA 2002/96 EG).
4. Installatie
4.1. Locatie
4.1.1. Kies voor een veilige werking een locatie die vrij is van overtollig
vocht, stof, brandbaar materiaal en corrosieve dampen. Vermijd
ook een hoge temperatuur (boven 45 ºC (113 ºF)) of mogelijke
vloeistoflekkage op de lader.
4.1.2. Blokkeer de ventilatieopeningen van de lader niet.
4.1.3. Volg het waarschuwingslabel van de lader bij montage op of boven
een brandbaar oppervlak.
4.1.4. Het wordt aanbevolen om de lader op ten minste 72 cm radiale
afstand van de dichtstbijzijnde bovenrand van de accu te monteren.
4.2. Kastbevestiging
4.2.1. De lader moet verticaal aan een wand, op een standaard, plank of
vloer worden gemonteerd. De minimale afstand tussen twee laders
moet 31 cm bedragen. Als de lader aan de wand is bevestigd, zorg
er dan voor dat het oppervlak vrij is van trillingen en dat de lader
verticaal is gemonteerd. Als de lader op de vloer is gemonteerd,
zorg er dan voor dat de oppervlakken vrij zijn van trillingen, water
en vocht. Vermijd zones waarin er spatwater op de laders kan komen.
4.2.2. De lader moet worden vastgezet met 2 of 4 bevestigingen die
geschikt zijn voor dit soort ondersteuning. Het boorpatroon varieert
afhankelijk van het ladermodel (raadpleeg het blad met technische
gegevens).
4.3. Elektrische aansluitingen
4.3.1. Om laderstoringen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze
op de juiste lijnspanning is aangesloten. Volg de lokale normen en
wetten en die van uw land bij het maken van deze aansluitingen.
4.3.2. WAARSCHUWING: zorg ervoor dat de stroombron is UITgeschakeld
en dat de accu is losgekoppeld voordat u de ingangsstroom
aansluit op de laderpolen.
36
iON-accu's alleen EnerSys
®
-accupacks die het

Publicidad

loading