3.1.4
Installatie van de transmitter in bergwerken (mijnen)
waar mijngas kan optreden
Tussen transmitter en centrale een veiligheidsbarrière of een
stroomvoorziening met de vereiste explosieveiligheid-toelating
(apparaatcategorie M1) installeren.
Er mogen uitsluitend veiligheidsbarrières of voedingseenheden
met de volgende kenwaarden worden gebruikt: U
) 0,3 A, P
700 mW.
I
(I
O
SC
O
Erop letten dat de maximale capaciteit en inductiviteit die op de
veiligheidsbarrière of de voeding mogen worden aangesloten niet
worden
overschreden
(rekening
veiligheidstechnische ingangsparameters van de transmitters zijn:
Polytron 3000: Ci = 0 nF, Li = 50 μH
Polytron 7000: Ci = 5 nF, Li = 50 μH
3.1.5
Installatie van de transmitter in omgevingen met
explosiegevaar van zone 0 of zone 1
Tussen transmitter en centrale een veiligheidsbarrière met vereiste
explosieveiligheid-toelating (apparaatcategorie 1 resp. 2) installeren.
Er
mogen
uitsluitend
veiligheidsbarrières
kenwaarden worden gebruikt: U
700 mW.
Erop letten dat de maximale capaciteit en inductiviteit die op de
veiligheidsbarrière
mogen
overschreden
(rekening
veiligheidstechnische ingangsparameters van de transmitter zijn:
Polytron 3000: Ci = 0 nF, Li = 50 μH
Polytron 7000: Ci = 5 nF, Li = 50 μH
Afscherming op potentiaalvereffening resp. 0 V (Ex-i) aansluiten.
Dräger Docking Station for Polytron 3000/7000
(V
O
OC
houden
met
leiding).
met
de
volgende
) 30 V, I
) 0,3 A, P
(V
(I
o
oc
o
sc
worden
aangesloten
niet
houden
met
leiding).
Ex-gebied, zone 0, 1 of Div. 1
) 30 V,
De
o
Ex i
Veiligheidsbarrière
worden
De
Niet-Ex-gebied
Elektrische aansluitingen installeren
+24 V
4 tot 20 mA
PA
Potentiaalcompensatie
+
4 ... 20 mA
+
–
0 V
Centraal apparaat
00423760_4_nlW.eps
39