Elektrische aansluitingen installeren
3.2
Installatie van veldbuscommunicatie op de
Polytron 7000 transmitter
De transmitter kan worden aangesloten op een intrinsiek veilig
veldbussysteem, dat het FISCO-model (Fieldbus Intrinsically Safe
Concept) ondersteunt.
De
PROFIBUS-overdrachtstechnologie
applicaties is MBP. MBP staat voor: Manchester Coding (M), Bus
Powered (BP)
Er kunnen 5 transmitters worden aangesloten op een segment met
een typische segmentstroom van 100 mA.
1. 2-draads aansluitkabel in kabelschroef monteren, inkorten en
strippen (ca. 80 mm).
2. Aanwezige afscherming zo inkorten dat er geen kortsluiting kan
ontstaan.
3. Kabel aansluiten:
Klem 4-polig voor Polytron 7000 – op polariteit letten
(afbeelding D, positie 3).
Overtollige draden inkorten of in de middelste klemmen
vastzetten (afbeelding D, positie 2).
4. Aansluitklem weer in de houder schuiven (afbeelding D, positie 3).
5. Kabel in houder vastzetten.
6. Raincover (stof- en spatwaterbescherming) terugplaatsen.
VOORZICHTIG
!
Klem 4-polig (afbeelding D, positie 3) in de linker houder
schuiven.
42
3.2.1
Tussen transmitter en centrale een veiligheidsbarrière of een
stroomvoorziening
(apparaatcategorie 1 resp. 2) installeren.
Er mogen uitsluitend veiligheidsbarrières of voedingseenheden met
voor
intrinsiek
veilige
de volgende kenwaarden worden gebruikt: U
0,38 A, P
model.
Erop letten dat de maximale capaciteit en inductiviteit die op de
veiligheidsbarrière of de voeding mogen worden aangesloten niet
worden
veiligheidstechnische ingangsparameters van de transmitter zijn Ci =
5 nF, Li = 10 μH
De transmitter mag alleen in 2-draads techniek op de linker 4-voudige
klem (afbeelding D, positie 3) van het dockingstation worden
aangesloten. Op de rechter 4-voudige klem (afbeelding D, positie 1)
mogen geen elektrische aansluitingen worden uitgevoerd.
3.2.2
Tussen transmitter en centrale een veiligheidsbarrière of een
stroomvoorziening
(apparaatcategorie 1 resp. 2) installeren.
Er mogen uitsluitend veiligheidsbarrières of voedingseenheden met
de volgende kenwaarden worden gebruikt:
U
overeenkomen met het FISCO-model
Erop letten dat de maximale capaciteit en inductiviteit die op de
veiligheidsbarrière of de voeding mogen worden aangesloten niet
Installatie van de transmitter in bergwerken (mijnen)
waar mijngas kan optreden
met
de
≤ 5,32 W of waarden die overeenkomen met het FISCO-
O
overschreden
(rekening
Installatie van de transmitter in omgevingen met
explosiegevaar van zone 0 of zone 1
met
de
≤24 V, I
≤0,38 A, P
max
max
Dräger Docking Station for Polytron 3000/7000
vereiste
explosieveiligheid-toelating
(V
) ≤ 24 V, I
O
OC
O
houden
met
leiding).
vereiste
explosieveiligheid-toelating
≤5,32 W of waarden die
max
(I
) ≤
SC
De